LEZEN EN SCHRIJVEN

Verhalen en gedichten van Petra Oomen

Opdracht:
Beschrijf een gedeelte (plus een stukje dialoog) van een sollicitatiegesprek dat niet lekker loopt. Wat gaat er door je heen?
Maximaal 350 woorden

Sollicitatie

Vier mannen in donkerblauwe pakken zaten tegenover mij aan de lange tafel. De ruimte was kaal. Er hing niets aan de muur, zelfs geen whiteboard.
Ze hadden zich voorgesteld en hun functie genoemd.  Ze waren allemaal manager, en allemaal van iets anders.
Ze keken naar me alsof ik een dier was dat ze plotseling kon bespringen.
De oudere man aan de linkerkant vroeg: “Wat boeit jou in de heggenschaar?” Wat zou mij daarin moeten boeien? Ik zocht een baan, want ik had geld nodig en hard ook. Het viel niet mee om werk te vinden als je uit de gevangenis kwam.  Marja van de reclassering via haar contacten gehoord dat De Heggenschaar NV mij wel een kans wilde geven. Heel genereus van ze. Ze boden het minimumloon voor werk bij de boekhouding. Een koopje voor een ervaren accountant.
Ik moest nu wat zeggen, mijn motivatie tonen.
“Tuinieren, ik hou van tuinieren en goed materiaal is het halve werk,” bracht ik uit. Ze bleven zwijgen. Zelfs een instemmend knikje kon er niet af.
De oudere man, die vast de manager aller managers was, zei: “We stellen prijs op formele kleding in dit bedrijf.” Mijn spijkerbroek was vast niet formeel genoeg.  “Vrouwen zien we het liefst in een rok of jurk,” vervolgde hij,  “We hebben geen strikte kledingvoorschriften, maar toch, zo is hier de cultuur.”
Een jurk of rok behoorde zeker niet tot mijn zwaar uitgedunde garderobe. In de bak maakte het niet uit wat je droeg. De dagen tellen tot je eruit mocht, kon heel goed in een joggingbroek.
Ik schraapte mijn keel en zei: “Dan is er een probleem.” Er trok een rimpeling door het strakke blauw tegenover mij. Ze bogen hun hoofden een paar millimeter in mijn richting.
“Ik mag er dan nog uitzien als een vrouw, maar ik ben een man. Van binnen, bedoel ik. Binnenkort ga ik leven als man. Een rok of een jurk past daar niet zo bij.”
De hoofden deinsden terug. Een tijdje was het doodstil. Toen stond de oudere man op, reikte mij de hand en zei: “U hoort nog van ons.” Ik onderdrukte een jubelkreet: nu was ik echt vrij.