LEZEN EN SCHRIJVEN

Verhalen en gedichten van Petra Oomen

Opdracht:
De dialoog is een gegeven. Wat eromheen geschreven is niet.

Wormgat

“ He, wat leuk dat ik jou hier tref.”
Ik kijk op van de zwanen op de vijver, terwijl ergens vanuit mijn geheugen dat gezicht al opdoemt. De stem is het: die snerpende, geselende stem, die nog altijd als een mes door mijn ziel glijdt. Ook uiterlijk is ze niet veranderd: de lichtblauwe ogen in het bleke, gezwollen gezicht, het kastanjebruine piekhaar en de terugwijkende kin, die samenvalt met haar onderkin. Ze is naar mij gestraald, dwars door tijdbarrières, vanuit het morsige kantoor van dertig jaar geleden. Ik heb dat met slaande deuren verlaten. Voorgoed, dat was tenminste de bedoeling.
“ Inderdaad. Bijzonder.”
“Tijd niet gesproken. Hoe is het ermee?”
Ze is zeker vergeten hoe ze mij treiterde. Misschien heeft ze dat niet eens gemerkt. Haar wereld is een kooi van goed-christelijke deugd, waar men altijd weet wat goed is voor iedereen. Ze heeft vast en zeker zes kinderen en een man met een zware bril die elke zondag het vlees snijdt. Ik kijk voor me uit, omdat ik haar glimlach niet verdraag en haar vetrollen, goed zichtbaar in haar te strakke jurk, springen in mijn ogen.
“ Ik moet helaas weg.”
Ik sta op. Ze mag niet verder leuteren. Ze moet terug naar waar ze vandaan komt.
“Wat jammer! Ik had graag nog even bijgekletst!”
Bord voor de kop, hersenen als dikke soep. We hebben niets te kletsen, dat hebben we nooit gehad. Ze zou me ongetwijfeld met genoegen nog eens onder de neus wrijven wat er allemaal niet deugt aan mij: te onzeker, te slordig, leugenachtig, niets waard.

“ Lijkt me leuk! Ik bel je wel!” Voordat ze kan zeggen dat ik haar nummer niet heb, loop ik weg.