LEZEN EN SCHRIJVEN

Verhalen en gedichten van Petra Oomen

Sportwaanzin - 10-02-2014

Als kind zag ik graag voetbal en schaatsen. Toentertijd werden belangrijke voetbalwedstrijden vaak op woensdagmiddag gespeeld, zodat ik de hele wedstrijd kon zien. Twee keer drie kwartier keek ik gebiologeerd naar elke beweging op het scherm. Het was spannend:  Cruijff dicht bij het doel, zou hij scoren. Vaak deed hij of een andere speler dat, want de twee rivaliserende clubs gingen toen nog niet met zijn elfen in het doel liggen om te voorkomen dat de tegenpartij een doelpunt zou maken. Ze speelden om te winnen. Ik vond het belangrijk dat Nederland won en ik beet op mijn nagels als ‘onze jongens’ achter stonden.
Schaatsen boeide me net zo. Als de wereldkampioenschappen werden gehouden, zat ik het hele weekend voor de televisie. Kees Verkerk en Ard Schenk wonnen altijd. Wat dat betreft is er niets veranderd: Nederland kreeg de medailles, omdat Nederland bijna het enige land was dat die sport serieus beoefende. Ik herinner me het record van Kees Verkerk op de tien kilometer: 15,03 minuten, dat was nog nooit vertoond. Dagenlang voelde ik me onoverwinnelijk, alsof ik die tijd zelf had geschaatst. Op de sloten in de wijk speelde ik Kees-Verkerkje . Mijn schaatsen waren Friese doorlopers, maar ik maakte er noren van.
Later volgde ik nog wel voetbal en Wimbledon. Het kon me nog steeds iets schelen of Nederland won of, bij tennis, mijn favoriet Martina Navratilova.
De kentering kwam toen Nederland Europees kampioen werd in 1988. Al voor de finale had het land op zijn kop gestaan toen Nederland van Duitsland won. Alsof we de oorlog toch nog hadden gewonnen, alsof de nederlaag van mei 1940 teniet was gedaan door dit wapenfeit. Overal trokken mensen naar de binnenstad en zette het op een feesten. Alles kleurde Oranje.
Deze plotselinge aanval van massahysterie werd ruimschoots overtroffen toen de voetballers een paar dagen later werden ingehuldigd in Amsterdam. Ze voeren door de grachten en langs de kades stonden mensen te kijken en te juichen. De Helden kwamen voorbij. De Helden die Nederland op de kaart had gezet door de immense prestatie van het schieten van een bal in een daartoe bestemd net. Caesars intocht in Rome kan hierbij alleen verbleken, al weet ik dat niet zeker, want dát is niet live uitgezonden. De toeschouwers klommen op woonboten. Eerst één, toen vijf en binnen de kortste keren stonden er tientallen mensen op één woonboot om maar niets te missen. Die boten zonken. Voor de mensen die er woonden was de lol er toen wel af.
Voor mij ook. Ik ging sport zien zoals het was: spelletjes van jonge mensen, die zich steeds meer gingen inbeelden dat ze grootheden waren, rijp voor de geschiedenisboeken. Ze werden steenrijk en hun hele huwelijksleven werd uit de doeken gedaan in boulevardblaadjes; ze waren binnen, want ze waren opgenomen in het domein van de Bekende Nederlander.
De waanzin, als er weer eens zo’n kampioenschap was, kwam mij nu idioot voor. Als de straten wekenlang volhingen met vlaggen en crêpepapier in die verschrikkelijke kleur oranje en mensen belachelijk toegetakeld met een koortsachtige blik in hun ogen over straat liepen, waande ik me op een andere planeet, vol aliens die ik niet moest aankijken, anders zouden ze gevaarlijk worden.
Mijn enige houvast was, dat het binnen een paar weken weer afgelopen zou zijn.
Nu zijn de Olympische winterspelen bezig. Het is een promotiefeestje van tsaar Poetin, die geen gelegenheid voorbij laat gaan om in beeld te verschijnen, maar niemand die daar nog over rept. Vanmorgen zag ik op de voorpagina van mijn krant een foto van vier sporters die medailles hadden gewonnen. Op de voorpagina, inderdaad. Vlak eronder stond een artikel over de honger in Homs, maar op bladzijde 2 ging het weer over die winterspelen. EenVandaag heeft voor twee weken plaats gemaakt voor een programma met beschouwingen over de spelen en zo gaat het maar door, waar je ook kijkt: Olympische spelen.
Terwijl ik er niks over wil horen. Ik vind het prima dat mensen zich twee weken vermaken met die wedstrijden en zich opwinden over wie het eerste over de finish komt en wie er een record rijdt. Van mij mag de sportpagina zelfs wat dikker zijn dan anders, als ik die maar opzij kan leggen. Ik wil echt nieuws lezen; er is genoeg zou ik zeggen. Ik wil de televisie aanzetten om naar het journaal en de achtergronden te kijken zonder een  ijsbaan te zien met zich haastende jongeren erop. Ik wil geen commentaar horen van een overspannen reporter, die schreeuwt alsof hij ooggetuige is van de gebeurtenis van deze eeuw. Maar ik heb geen keuze. Ik weet van sommige sporters zelfs de naam en ook wat ze gewonnen hebben, al wil ik dat helemaal niet weten.

Er is niets aan te doen. Ik zal het moeten uitzitten.