LEZEN EN SCHRIJVEN

Verhalen en gedichten van Petra Oomen

Hels

Eleanor stond voor de kledingkast in de slaapkamer. Achter haar, op het bed, lag Harry. Hij snurkte. En het was al zeven uur. Hoogste tijd. Hoeveel operaties zou hij vandaag weer hebben? Zouden het lastige zijn, met complicaties, die een paar uur duurden en met familie in angstige afwachting op de gang? Of ging het om routinezaken: blindedarm, borstvergroting, cyste verwijderen. Ja, haar Harry was van alle markten thuis. Vanavond zou hij het allemaal vertellen. Elke dag weer. Of het een nieuw wapenfeit was, dat grote bewondering verdiende.
Wanneer was ze opgehouden met hem bewonderen? Aan bloed wen je. Evenals aan de prachtige buitenwijk in Soestduinen. Met een bos erachter waar je zomaar kon gaan wandelen met de hond. Van de hond hield ze nog. Van Harry misschien niet meer.
Soms probeerde ze zich voor te stellen hoe ze zich zou voelen als de politie langskwam om haar te vertellen dat Harry was verongelukt. Kon gemakkelijk. Hij reed altijd 150 op de linkerbaan, rakelings langs vrachtwagens, bumperklevend bij voorgangers die zich wel aan de maximumsnelheid hielden.
Ze zou wel schrikken, maar dan balen van het feit dat het eten al op stond en dat ze dat allemaal weg kon gooien. Want, ja, ze moest natuurlijk mee om het lichaam te identificeren, en dan kwam er van eten niet veel.
Ze riep haar gedachten een halt toe en probeerde een keuze te maken uit de verschillende combinaties. Zou ze de zwarte pantalon aantrekken? Of was dat juist weer te formeel voor zo'n vergadering met het veld. Het veld zou er wel in spijkerbroek bijlopen, hoewel je dat tegenwoordig niet met zekerheid kon zeggen. Ze had wel veldmensen ontmoet in driedelig grijs of krijt. Ze aarzelde. De zwarte pantalon met de kobaltblauwe blazer gaf haar iets koel afstandelijks, wat in sommige gevallen goed werkte. Zeker als ze er weer eens op uit waren om subsidie los te krijgen voor werk dat ook door het eerste het beste uitzendbureau gedaan kon worden. Maar ja, dat pikte de ministers nou eenmaal niet. Onderzoek moest verricht worden in nauwe samenwerking met professionals, en worden uitgevoerd door een bureau met een bekende naam, anders had het geen draagvlak. Met professionals ook niet, maar voordat de minister daar achter kon komen waren er allang weer verkiezingen geweest en een nieuwe minister.
De spijkerbroek dan. Het was een nette, natuurlijk, zonder modieuze scheuren waarin die Nico Buitelaar van dat onderzoeksbureau - hoe heette het toch weer - was binnengekomen in een vergadering. Daarop een nonchalant overhemd, zogenaamd van Harry maar in werkelijkheid in dat leuke zaakje in Bussum gekocht. Dat leuke zaakje waar ze niet raar opkeken als je maat 58 had, waar ze er niet van uitgingen dat iedereen Anorexia Nervosa had of alles in het werk stelde om dat alsnog te krijgen.
Waar ging die vergadering toch ook alweer over? Ze had de vorige avond een vluchtige blik op de agenda geworpen maar er was niets tot haar doorgedrongen. Weinig althans. Implementatie van veiligheidsbeleid, dat was het, dacht ze. Zo ongeveer. Nou, ze kon niet tegen veiligheid zijn en de oplossing die het onderzoeksbureau - was het die Buitelaar weer niet die een rapport moest schrijven - was ongetwijfeld veel te duur. Haar standpunt stond vast. Het werd de zwarte broek met kobaltblauwe blazer.
Harry kreunde en werd wakker. Ze zag hoe hij zijn oude-mannenbeen naast het bed zette. Eerst de linker. Hij keek verdwaasd om zich heen, de wereld was hem elke dag opnieuw vreemd. Bij haar was dat niet zo. De seconde dat ze ontwaakte, wist ze meteen wie ze was, waar ze zich bevond en wat ze allemaal moest doen die dag.
"Geef mijn badjas, nou je daar toch staat," baste hij. Die patiënten moesten doodsbenauwd voor hem zijn, met dat onsympathieke gegrom van hem. Je zal toch maar zo iemand treffen die in je gaat snijden. Weerzinwekkend en angstaanjagend. Ze nam de badjas van het haakje, een gewone blauwe maar hij had wel 250 euro gekost, en wierp die hem toe.
Voetstappen van de zoldertrap. Aart was ook wakker. Het kind was al twintig, maar woonde nog steeds thuis. Van andere ouders had ze begrepen dat dat nog wel even kon duren. Kinderen woonden tegenwoordig tot hun veertigste thuis en dat kwam omdat er geen generatiekloof meer was. Betreurenswaardig: waar moest dat naar toe met de evolutie. Nog twintig jaar te gaan, dus. Aart studeerde economie aan het Nijenrode-Instituut in Breukelen waar hij elke dag naar toe reed in de auto die hij voor zijn achttiende verjaardag had gekregen van zijn vader, die hem adoreerde. Harry was ervan overtuigd dat de jongen een succes werd en dat hij alles moest krijgen wat zijn hartje begeerde. Zo werd het natuurlijk moeilijk voor zo'n jongen om een zelfstandig bestaan op te bouwen. Ga maar eens op kamers van een studiebeurs. of de toelage van Harry, en probeer dan maar eens niet het gevoel te krijgen dat je op een houtje zit te bijten. Hoewel, Harry zou hem vast en zeker een grote toelage geven.
"Mam, waar is de kaas?", riep Aart van beneden. Ze had nog geluk dat ze hem niet meer hoefde te voeren of de borst geven. Ze deed alsof ze niets gehoord had en verdween in haar badkamer.

Toen ze beneden kwam, in de woonkeuken, was Harry al weg. Mariska ook, of was die niet thuis geweest? Sinds ze een vriend had, bleef ze weleens in Utrecht overnachten. Dat was veel gemakkelijker, zei ze, als ze de volgende dag vroeg naar college moest. Maar ook zij verwachtte complete verzorging, kost en inwoning en bewassing als dat zo uit kwam. Eleanor moest echter niet verwachten dat ze even doorgaf of ze wel of niet kwam. Oh nee, dat was teveel gevraagd, dan kon ze niet meer spontaan leven. Voor een student medicijnen een raar begrip, spontaan leven, want als het goed was werd haar hele leven gestuurd door het collegerooster en de practica. Maar het zou wel spontaan leven na schooltijd betekenen. Studenten hadden vast ook een soort CAO, waarin de beperking van het aantal studie-uren was geregeld.
Gingen ze maar aan de drugs. Dan zou er nog wat te beleven zijn. De zoon van de buurvrouw was aan de drugs. Elk weekend zat ze wel op het politiebureau om het kind weer op te halen nadat hij was vastgezet. Ingerekend bij een autodiefstal ofzo. Tasjesroof, daar deed hij ook aan. Het was natuurlijk best een ellende, maar toch wel spannend. Haar man was ex-profvoetballer, een hele beroemde al had Eleanor nog nooit van hem gehoord. Elke ochtend reed hij naar papendal om een groep gehandicapte voetballers te trainen. Tegen kerstmis speelden die dan een wedstrijd tegen elkaar, want er waren zoveel gehandicapten, daar kon je wel vijf teams mee vormen. De beste gehandicapten werden uitverkozen en die speelden dan tegen elkaar in Zeist. Of op Papendal, net hoe het uitkwam. De buurvrouw, Sabrina, had nog niet zolang geleden haar borsten laten doen. Ze was op een avond komen vragen of Harry dat wilde doen. Hoopte zeker op een vriendenprijsje. Maar Harry had geen tijd. En geen privé-kliniek en dan moest zo'n vrouw op de wachtlijst in het ziekenhuis, waar ze aan cosmetische chirurgie deden omdat het zo lekker bij verdiende. Toen was ze naar Bilthoven gegaan, waar wel een privé-kliniek was. Ze had er zeker twee cups bijgekregen. Tegenwoordig droeg ze altijd een decolleté, ook als het hartstikke koud was. Ja, als je er zo'n hoop geld tegen aankwakte, moest je ze ook laten zien, natuurlijk. Maar goed, zij zat dus elke zaterdagnacht in het politiebureau met haar ex-profvoetballer, om hun zoon op te halen die daarna verbetering moest beloven maar dat tegen woensdag alweer vergeten was. Hij werd ook weleens opgehaald van huis in een politieauto. Mevrouw Van Damme van de overkant sprak er schande van en dat zoiets niet hoorde in een buurt als deze, dat de buurt achteruit ging nu iedere proleet geld had. Doe er maar eens wat aan. Wat Eleanor betreft mocht de buurt nog wel verder achteruit gaan, trouwens. Ze was wel zo ongeveer uitgekeken op de vrouwen-van die 's ochtends gingen tennissen, 's middags gingen joggen en 's avonds met de man van wie zij dan van waren naar een concert gingen. Geen zwaar concert natuurlijk. Wel klassiek maar behapbaar. Barok. Sommige zaten op een leesclub. Ze wist dat omdat Henriette van de vastgoedhandelaar haar gevraagd had om er ook aan deel te nemen. Elke maand kozen ze een boek uit dat was besproken in Cosmopolitan en dat bespraken ze dan. Eleanor had gezegd dat ze helaas helaas te weinig tijd had. Je moest ze te vriend houden, maar die draken kon je verder maar het beste ver van je houden.
"Dag mam, ik ga," zei Aart. Hij probeerde haar op haar wang te zoenen, maar zij ontweek hem. Ze hield niet van lichamelijk contact, ook niet van familieleden. Op het ministerie kusten ze je tegenwoordig al als je drie weken met vakantie ging. Ze wilde daar niet aan meedoen, al kwam het vaak genoeg voor dat iemand door haar defensie heen brak en een natte zoen ergens in haar gezicht duwde.

Nadat Aart was vertrokken, zette ze de ontbijtboel in de gootsteen. Fatima ruimde het straks wel op. Heerlijk was dat, zo'n werkster die overal aan dacht en je al die zorgen uit handen nam. Ze was nog altijd niet gewend aan de luxe al kwam Fatima al vijftien jaar over de vloer. Voor die tijd had ze alles zelf gedaan, want ze was toch thuis voor de kinderen. Kon best. Maakte het uit dat ze de halve dag met haar handen in een teil met warm water stond. Als het eten maar klaar was als Harry thuiskwam. Toen moest hij nog hard werken omdat hij zich moest bewijzen en omhoog moest klimmen. Dan wilde het wel gebeuren dat hij 's avonds heel laat was. Had hij de hele dag staan snijden met de adem met het hoofd Chirurgie in zijn nek. Ja, dat waren drukke tijden. Zijn eten hield ze warm op een waxinelichtje, waardoor het natuurlijk niet meer te vreten was. Meestal was hij zo moe, dat hij het niet eens merkte.

De baan bij het ministerie had ze genomen 'om zich te ontplooien'. Dat hoorde nu eenmaal, dat je net deed alsof je iets van je leven wilde maken. Dus je moest iets nuttigs doen zodra de kinderen naar school waren en ach, zelf had ze er ook wel genoeg van gehad om altijd en eeuwig in dat huis in Soestduinen te zitten. Dus had ze een baan genomen. Precies op haar lijf geschreven: projectmanagement op het terrein van de gezondheidszorg. Elke dag ging ze naar het rijksinstituut waar een subafdeling van het ministerie was gevestigd. Ze kon er gelukkig gemakkelijk op de fiets komen, dat was weer zo'n prettige bijkomstigheid. Haar werk bestond uit rapporten lezen en vergaderen en lang had het niet geduurd voordat het haar strot uitkwam. Maar ja, toen hadden ze Fatima al en die werd betaald van haar salaris. En vind maar eens een excuus om niks, helemaal niks in het huishouden te doen als je de hele dag thuis bent. Nu had ze haar werk. Druk druk druk. Vergadering zus, vergadering zo en dan nog al die rapporten die ze 's avonds thuis las, vooral als het een enorme zooi was, die om aandacht vroeg.
Een dag werken betekende ook een dag Frederik op dezelfde gang. Het Hoofd van de afdeling en dat zouden ze weten op de gang ook. Hij had altijd zijn deur openstaan en zat de godganse dag aan de telefoon. Waar hij het over had, hoorde Eleanor niet, maar ze stelde zich zo voor dat hij zo langzamerhand weleens uitgeluld zou moeten zijn. Alles was toch al aan de orde geweest. Was het niet deze week, dan was het wel de vorige. Frederik zat bij elke vergadering. De rapporten las hij niet, hooguit de samenvatting, maar toch had hij altijd zijn mening klaar. Of in ieder geval een brij woorden over die alinea en dat hoofdstuk. Vergaderingen duurden altijd minimaal twee uur, meestal veel langer. Frederik nam minstens de helft van de spreektijd voor zijn rekening. Eleanor luisterde nooit wat hij zei. Ze zat wat met haar pen in een schrift te kalken en hij dacht ongetwijfeld dat ze zijn woorden woord voor woord noteerde, maar in feite schreef ze maar wat voor zich uit. Losse woorden, zinnen zonder betekenis, af en toe tekende ze een oog of een mond. Op gezette tijden sprak ze een enkel woord. In de notulen las ze achteraf wat er besloten was. En zo was het goed. Of nee, natuurlijk was het helemaal niet goed. Haar leven was een dikke mist geworden waarin ze niets meer kon ontwaren. Heel af en toe voelde ze de behoefte om die mist opzij te schuiven en toen ze die morgen op de fiets zat, besefte ze dat vandaag zo'n dag was, die anders dan andere moest worden, waarop iets doorbroken moest worden.

In het portiershok zat juist die bonkige man, met de belachelijk grote zilveren oorring in zijn oor, waar ze zo'n hekel aan had. Hoe het kwam, wist ze niet. De beste man had haar nog nooit iets gedaan. Misschien was het zijn loerende blik in de kleine oogjes, misschien waren het de onooglijke handen die eruit zagen alsof ze door een worstenmakerij waren vervaardigd, handen die in het donker knepen, die konden graaien of opgehouden worden, maar nooit iets constructiefs tot stand konden brengen. Of misschien was het de zurige lucht die altijd om hem heen hing. Ze wist maar al te goed dat ze hem moest groeten. Anders zou de volgende keer de slagboom ineens niet meer open kunnen als zij eraan kwam. Of zou haar afspraak niet gemeld worden waardoor de bezoeker in toenemende irritatie bleef wachten op het houten bankje in de portiersloge. "Sorry hoor," zou de smiecht zeggen als ze er achterkwam. "Ik heb u wel gebeld maar u was er niet." Ze groette dus. Goedemorgen, meneer Timotes! Ze wachtte zijn tegengroet, steevast in de vorm van een laag gegrom, niet af.
Terwijl ze over het terrein naar het gebouw liep waar ze werkte, bedacht ze dat ze het niet langer wilde, iedere morgen Timotes te zien. Even vroeg haar innerlijke stemmetje, dat pestwijf dat zich altijd in haar verscholen hield en zich overal mee bemoeide, of het niet eerder zo was dat ze Harry niet meer wilde zien opstaan. Ze bracht het kreng echter tot zwijgen. Harry was Harry en ze had ooit voor hem gekozen. Ze moest de klus klaren. Toen ze hem had ontmoet, bij Broerse in Utrecht, heel lang geleden, was ze op hem gevallen omdat hij, jong als hij was, als een heertje tegen de bar had gestaan, leunend op zijn hockeystick alsof dat zijn wandelstok was. Hij had iets koninklijks, iets adelijks. Hij was toen al gezet, maar het stond hem goed. Het gaf hem de uitstraling van betrouwbaarheid en onbetwistbare superioriteit. De onzekerheden, en de leegte van die uitstraling was pas geleidelijk en veel later aan bod gekomen. Een heertje was hij nog altijd wel, zeker voor de schijn.
Jammer dat ze er zo doorheen keek. Wat was illusie toch een mooi goed. Over Timotes had ze zich nooit illusies gemaakt. Ze wilde die rotkop gewoon nooit meer zien. Hij zou vast wel stelen van de zaak, als ze dat nou eens bewees.... Maar nee, tijd om op de loer te gaan liggen om hem ergens op te betrappen had ze niet. Weggaan, ophouden met werken, alweer schoot het door haar hoofd. Niet nog een keer vergaderen met Buitelaar, de aansteller.
Hij was al minstens zestig, maar probeerde er uit alle macht uit te zien als de aantrekkelijke jongeman die hij ooit geweest moest zijn. Waarschijnlijk zat hij elke avond op de sportschool, al probeerde hij de indruk te wekken dat hij zich in zijn vrije tijd met cultuur bezighield. Mahler en moderne kunst. En poëzie. Hij schreef gedichten, had hij haar eens toevertrouwd in de rookpauze. Waarschijnlijk abstracte wangedrochten van zinnen onder elkaar geplakt. Zijn rapporten waren tenminste niet te lezen. Nog stuitender was elk gebrek aan logisch redeneervermogen. Toch werd hij door Frederik altijd weer gevraagd om het een of andere veldonderzoek uit te voeren. Dat veld bestond meestal uit wijkverpleegkundigen die hogerop waren geklommen en nu stafmedewerkers waren. Geen hand meer aan het bed, dat sprak vanzelf. Nee, in leaseauto met laptop van vergadering naar vergadering om te vertellen hoe het veld erover dacht. De professional. Die het oh zo druk had en toch maar alles klaarspeelde.
Eleanor knipte het licht aan in haar werkkamer en zag de ongeordende stapel op haar bureau. Ze moest het vandaag maar weer eens op een rechte stapel leggen: eentje links en de andere rechts, zodat het net leek alsof ze hard bezig was. Terwijl het enige wat ze deed de titels van de rapporten en de onderwerpregels van de brieven lezen. Gelukkig was er tegenwoordig e-mail, dat kon je direct in de trash donderen. Ze pakte het eerste rapport van de stapel, morste er zorgvuldig een koffievlek op en legde hem op de rechterkant van haar bureau. Bij het volgende maakte ze een ezelsoor. Dat legde aan de linkerkant. Kijk, dat schoot op!
De deur zwaaide open en Frederik kwam haar kamer binnen. "Het is geweldig goed, dat rapport van Buitelaar!" riep hij. Net of hij het gelezen had. Ze geloofde er geen barst van. Frederik las zelfs de titels niet. Wat dat betreft was zij toch echt degene die het hardste werkte. "Oh ja?" bracht ze uit. "Is het nu duidelijk hoe het moet met de veiligheid?" Even keek Frederik haar verbaasd aan, toen herstelde hij zich en knikte. "Ja, heel duidelijk. We moeten hem groen licht geven!" Eerst maar eens zien of hij voldoende verklaring kan geven op de begroting. Die vind ik nogal hoog." "Ja, ja, voor niets gaat de zon op, voor niets gaat de zon op." Hij streek bedachtzaam met zijn hand langs zijn kin, waar een jonge halvedagsbaard stond. "Maar eigenlijk wil ik iets anders aan de orde stellen," ging hij voort. "Je werkt te hard, Eleanor! Je moet ontspannen, je moet er even tussenuit!" "Geen denken aan! Kijk eens wat er ligt!" Ze zwaaide met haar arm in de richting van de stapels die zich ter linker en ter rechterzijde van het bureau vormden. Tenslotte moest je het ijzer smeden als het heet was. "Je hebt altijd je deur dicht," bracht Frederik in. "Je sluit je af voor de afdeling. Dat wijst erop dat je teveel hooi op je vork hebt genomen." Hij pauzeerde even. Eleanor genoot met volle teugen. "Ach, Frederik," bracht ze in. "Ik weet wel dat het veel is, maar iemand moet het toch doen. Je weet, met die bezuinigingen, voordat je het weet wordt de afdeling opgeheven. En waar staan we dan? Jij en ik?"
"Kijk, Eleanor, ik waardeer je inzet, maar om erger te voorkomen vind ik dat je toch wat rustiger aan moet doen." Weer pauze, weer de hand bedachtzaam over de jonge baard. "Aanstaand weekend zou ik met de club hier de hei op willen. Om de beleidsdoelstellingen door te nemen. Daarna zou je vrij moeten nemen. Of nemen. Je krijgt het. Je krijgt het gewoon!"
Eleanor rilde nog voordat de volle omvang van zijn bericht tot haar was doorgedrongen. Een heideweekend! Met de collega's! Ongetwijfeld in een hotel ergens ver weg zodat je godsonmogelijk naar huis kon op zaterdagavond, maar wel moest blijven slapen. Dus na het programma nog even gezellig nabomen in het hotelcafé. En er was geen mogelijkheid om te weigeren. Dat accepteerde Frederik niet. Als ze weigerde zou hij onmiddellijk gaan zeuren over haar gebrek aan inzet, al was dat nog zo in tegenspraak met zijn eerdere verhaal. Hij negeerde de verbijstering die ongetwijfeld van haar gezicht moest druipen en ging verder: "Buitelaar zal het weekend begeleiden. Die weet van de ins en de outs, dus er is geen betere." Buitelaar! Natuurlijk! Waarom niet! Het werd dus echt een soort spookweekend, of een soort horrorshow. "By the way, zou jij straks, na de vergadering met Buitelaar aan het programma kunnen werken? Het is de bedoeling dat het geheel er een beetje speels uit ziet, en prikkelend, vooral prikkelend.

Tegen de tijd dat de vergadering begon, had ze twee prachtige stapels aan iedere kant van het bureau. Een vrouw die wist wat ze deed. Ze lachte hardop om dat beeld. De afdelingssecretaresse kwam binnen. "Het is tijd," zei ze. "Wat voor verslag wil je hebben. Uitgebreid? Of juist kort?
Eleanor haalde haar schouders op. "Het maakt niet uit," zei ze. "Als je Frederik maar veel citeert en ervoor zorgt dat de naam van iedereen erop komt te staan. De rest lezen ze toch niet. Ga jij trouwens ook mee, dit weekend?" Aleid knikte. "Ik zal wel moeten," zei ze. "Frederik wil iedereen erbij, ook de ondersteuning. Voor de saamhorigheid of zoiets. Ik zit er natuurlijk niet echt op te wachten en het komt ook niet uit want Jaap zijn moeder komt dit weekend, maar ga zoiets maar eens zeggen tegen Frederik. Die pikt dat niet." Arm mens. Moest ze weer het hele weekend met de pen in de aanslag zitten.
In de vergaderzaal zat Buitelaar al klaar. Zijn gouden vulpen lag rechts van zijn kalfslederen schrijfmap. Hij droeg een felroze pull-over op een gele broek, weer helemaal het zonnetje in huis. Zodra hij Eleanor zag, liep hij op haar toe en schudde haar krachtig de hand. Een pijnscheut vloog door de botten van haar pink, die ze geblesseerd had bij het uitladen van de boodschappen. Het ging maar niet over.
Ze wierp een blik op de begroting. Een veel te hoog bedrag. Dat zou ze straks gaan inbrengen. Frederik kwam binnen en opende de vergadering. Formeel als altijd, al zagen alle aanwezigen elkaar minstens drie keer per week. Hij meldde de berichten van verhindering. Hij heette in het bijzonder Buitelaar welkom die er weer hard aan getrokken had ondanks de veeleisendheid van het ministerie op het gebied van projectomschrijving en begrotingsdiscipline en niet te vergeten de hoge tijdsdruk. Hij meldde dat hij om twee uur een afspraak had en dat hij dus uiterlijk om een uur de vergadering wilde sluiten. Je kan hem wat mij betreft nu wel sluiten, dacht Eleanor. Zeg maar dat het goed is, en dan zijn we weer klaar. Kan ik weer verder met mijn stapels. Maar natuurlijk vroeg hij Buitelaar om het lijvige rapport toe te lichten. Zodra die zijn mond opendeed, probeerde Eleanor uit alle macht aan iets anders te denken. De ogen van Annie Lennox. Oh nee, niet de ogen van Annie Lennox! Maar het was al te laat. Dat blauw van jou waar ik zo van hou, zong het door haar heen. De onderbroek van Harry. Ze glimlachte. Dat was een forse boxershort waarin hij nog lekker kon groeien. Zat prettig bij het opereren, beweerde hij, want daar ging je van zweten. vooral in de lagere regionen. De nieuwe tieten van de buurvrouw. Zinnen die Buitelaar uitsprak drongen tot haar door. Dan maar niet de nieuwe tieten van de buurvrouw. Ze was niet zo borstminded, eigenlijk. Mijn god, wat zat ze nou toch weer te denken. Een koel meer. Van de koele meren des doods. Dat was beter. Doder dan dood. Ooit hield het op, borsten of geen borsten, ogen van Annie Lennox of die van Frederik.
"En dan zijn we nu toe aan de begroting," hoorde ze Frederik zeggen. De mensen rondom de vergadertafel namen weer vaste vormen aan, ze nam het rapport in de hand en deed alsof ze ernaar keek. "Ik zou graag de post projectmanagement gespecificeerd willen zien," zei ze. "Want 200 euro per uur, zo zonder toevoeging, dat vind ik wel erg veel. En verder zou ik een uitsplitsing zien van de materiaalkosten." Ze keek Buitelaar aan. "Wat heb je in godsnaam nodig voor dat onderzoek? Een heel nieuw rekencentrum? Een bataljon commando's? Een kantoor op de Keizersgracht?" Buitelaar verbleekte. "Het zijn anders reële kosten!" bracht hij in. Hij keek naar Frederik, die zijn baardstoppels weer zat te kietelen. Het werd nu echt tijd dat hij zich ging scheren, want hij begon er groezelig uit te zien. "Goed," zei hij uiteindelijk. "Zullen we dan maar zeggen dat het project is goedgekeurd op voorwaarde dat de heer Buitelaar nog even naar de specificaties kijkt? Eleanor, handel jij het af in praktische zin?" Jahoor, dacht ze, ik stuur wel een mailtje naar het ministerie, afdeling Den Haag, ben ik er weer voor een paar maanden vanaf. Ze volstond met een korte knik. Frederik keek op zijn horloge. "Er is nog wat tijd over om het over het aanstaande weekend te hebben," zei hij. "Eleanor zal samen met de heer Buitelaar het programma maken, maar misschien hebben de andere aanwezigen nog wat input. Jannie, jij misschien?" Jannie was een ijverig en toegewijd ambtenaar. Tenminste, dat maakte Eleanor op uit het feit dat ze van haar in de avonduren ook vaak e-mail ontving. Ze reageerde daar nooit op. Werk is werk en privé is privé tenslotte, maar het tekende het mens wel.
"Ik wil vooropstellen dat ik heel blij ben met het plan van het weekend," begon Jannie. "Het zal ons goed doen om wat meer tijd te besteden en te brainstormen om op een lijn te komen. Ik heb nog niet duidelijk voor ogen hoe er vorm aan gegeven zou moeten worden, maar ik zou graag aandacht besteden aan het intermenselijke aspect. In de waan van de dag sneeuwt dat nog weleens onder."

Even later zat Eleanor met Buitelaar op haar kamer. Beter gezegd: zij zat en hij ijsbeerde heen en weer. Om hem alle gelegenheid te geven om te doen wat hij niet kon laten, concentreerde ze zich op het afstoffen van haar koffiemok. Haar mobieltje trilde. Ze keek naar het nummer: Mariska. Kon wachten. Ze moest haar waarschijnlijk in Utrecht ophalen.
"Weet je wat het met jou is?" siste Buitelaar.
"Nee, maar je gaat het me ongetwijfeld vertellen," sprak ze. Met de papierprikker haalde ze een stuk vuil onder een nagel weg. Buitelaar snuifde als een bronstig paard.
"Inderdaad!" Hij pakte de rand van het bureau en stond gebogen voor haar. Zijn gezicht raakte bijna het hare. Ze deinsde achteruit: hij stonk ongelooflijk uit zijn bek. Dat kwam ervan als je voortdurend moest vasten om op gewicht te blijven.
"Dat cynische, dat harde! Altijd maar mijn rapporten afkraken, altijd maar opmerkingen over de begroting. Met Frederik was het allang rond. Jouw opmerkingen waren helemaal overbodig. Je weet toch dat Frederik dat onderzoek zou doorzetten? Waarom dan die opmerkingen met Elske van het veld erbij? Die neemt dat straks weer mee naar het veld en dat gaat allemaal ten koste van mijn geloofwaardigheid, neem dat maar van mij aan!"
Eleanor haalde haar schouders op. "Wat kan mij jouw geloofwaardigheid nou schelen! Het is gewoon prut en prul wat jij presteert en dat weet je." Buitelaar werd knalrood. Hij danste ongemakkelijk op de bal van zijn voeten.
"En dat zeg jij! Wat doe jij hier in godsnaam de hele dag! Een slome ambtenaar, die doet wat haar gezegd wordt, die de hele dag maar achter die stapels zit, die nog nooit op een creatieve gedachte betrapt is."
"Die gele broek is trouwens geen gezicht. Aanvaard nou eens dat je zwaar bejaard bent, man! Jij moet een degelijke broek aan waarin je uitzakkende ballen lekker de ruimte hebben." Deze bespreking was nog eens een aangename afwisseling met hoe het gewoonlijk ging. Eleanor was van plan om het lang te laten duren.
"Dan jij een bloemetjesjurk met een witte kraag, zodat dat walgelijke vette olifantenlijf van je tenminste goed verborgen wordt!"
"Die rapporten van jou zijn trouwens niet te lezen, dat taalgebruik van jou is verschrikkelijk. Weet je zeker dat je je cv niet vervalst hebt? Volgens mij heb je de lagere school niet eens afgemaakt. Of ben je misschien dyslectisch? Ja, dat zal het zijn, dyslectisch! Lekker modieus, kan je mee aankomen bij je vriendjes in de sauna. Heb je die jongen nog altijd trouwens? Of is die er al vandoor met een lekkerder hapje?"
Buitelaar balde zijn vuist en even leek het of hij haar een volle slag in het gezicht zou geven. Dat zou nog eens wat zijn. Kijken of Frederik hem dan nog steeds binnen wilde houden. Ze zou geëist hebben dat alle banden met het bureau Buitelaar onmiddellijk zouden worden verbroken. Buitelaar liet zijn arm echter vallen. Hij krabbelde in zijn kruis, dat deed hij vaker als hij zich opwond.
"Zit-ie er nog?" vroeg Eleanor. Snel haalde hij zijn hand weg.
"Het is vanwege Frederik dat ik me professioneel opstel, hoewel dat eigenlijk niet van mij gevergd kan worden," zei hij. "We moeten dat weekend regelen, jij en ik. Zoals gewoonlijk zal er niet veel uit je smalle kokertje komen, maar de schijn moet maar opgehouden. Dus ik dacht, als het intermenselijk moet zijn, dan doen we iets met rollenspel. Bijvoorbeeld dat een deelnemer de bedreigde speelt en de ander de bedreiger, en dan evalueren we per stukje."
"Lijkt me helemaal niks maar je gaat je gang maar. Ik ga de bedreiger spelen. En jij de bedreigde. Dan doen we het voor! He, nou ik erover nadenk, lijkt het me toch wel leuk. Ik ga me er nog op verheugen, als ik niet uitkijk!"
"Ik wil jou zo weinig mogelijk zien," zei hij op een benepen toontje. "Je blokkeert me. Dat is niet effectief."
"Ach man, hou toch op! Het is sowieso verloren tijd, net als alles waar jij je mee bemoeit. Maar Frederik is nou eenmaal onze verbindende factor en we worden ervoor betaald om toch met elkaar te maken te hebben. Nou, dan doen we het zo. Ja. Dat is besloten. Als je er nog verder over zeikt, dan zeg ik tegen Frederik dat ik niet weet wat het is maar dat je je niet constructief opstelt."
"Goed, als je het zo wilt spelen..." Hij nam zijn rugzakje en sloeg de deur met een klap dicht toen hij haar kamer verliet.

Eleanor belde Mariska. "Dag mam, kan je me straks komen halen? Bas heeft geen auto en ik moet schone kleren ophalen want dit weekend hebben we feesten." Eleanor zuchtte. Eens was dit kind een weerloze baby geweest, waarvan ze geen moment wilde wijken, die ze koesterde en haar steeds als ze naar haar keek met vertedering vervulde. Veeleisend was ze toen ook al: de hele nacht blèrde ze om aandacht, maar een baby mocht dat. Per slot van rekening was ze net ongevraagd de wereld ingeschopt, en enige tijd protesteren tegen dat geweld was geoorloofd. Wanneer had ze innerlijk afstand genomen van dit kind? Misschien in de puberteit, hoewel ze toen, in al haar verzet, ook nog aandoenlijk was geweest. Het kwam iets later, toen ze ging studeren en het huis in Soestduinen als een soort hotel ging gebruiken. Toen haar blik alleen nog op de buitenwereld was gericht en ze haar moeder niet meer zag staan. Jaloezie, het was gewoon jaloezie. Met Aart had ze dat niet, dat was altijd meer een kind van Harry geweest. Ze sprak af dat ze Mariska zou ophalen van het Vredenburg en weer weg zou brengen naar de Ina Boudier Bakkerlaan als ze haar kleren had afgehaald. Te toegevend. Dat was het probleem: ze liet teveel over zich heen lopen. En het was nu of nooit want een toekomst, een later was er niet meer. Er moest verandering in komen. Niet nog een avond de verhalen van Harry, niet nog een ochtend de onbeholpen aanhankelijkheid van Aart, en zeker niet nog een vergadering met Buitelaar. Dit weekend zou ze de knoop doorhakken. Even was ze verbaasd over zichzelf: welke knoop? Maar diep van binnen had ze het altijd geweten en wist ze het nu: alle knopen die in de loop der jaren om haar verstrikt zaten, die haar beknelden en net niet wurgden. Nu moest het gebeuren, ze moest zelf gaan wurgen, of zou eraan gaan: het was in feite pure zelfverdediging.

Ze reed door het bos naar huis en een steeds groeiende opwinding nam bezit van haar. Ze voelde zich een vampier die ternauwernood aan de houten staak was ontsnapt, een terdoodveroordeelde die de executie was ontkomen doordat het touw brak, een ontsnapte uit Alcatraz. Levend dus, op de valreep aan de dood ontkomen en daarom waren de uren, dagen, maanden, jaren die voor haar lagen des te kostbaarder. Ineens hield ze weer van Harry, al wist ze dat ze hem uiteindelijk zou verlaten. Even stopte ze met trappen: het was voor het eerst dat dit tot haar doordrong. Ze zou Harry verlaten, Harry met zijn dikke buik en zijn mooie chirurgenhanden, de deftige jongen die leunde op zijn hockeystick, de snurkende man in ruime boxershort. Maar dat hoefde niet meteen, natuurlijk, en ze hoefde het hem ook niet meteen te vertellen. Eerst nog wat ronddollen, om te beginnen het aanstaande weekend. Het telefoontje naar de AIVD zou ze plegen als ze straks thuis was. Gelukkig werkte ze op een ministerie: dat zou hun actiebereidheid aanzienlijk vergroten.
Haar kinderen zou ze vrijlaten. Ze mochten voor zichzelf gaan zorgen. Dat wilden ze niet, ze leken net op goudvisjes die zo gewend zijn om in een kom te zwemmen dat ze dat in de oceaan blijven doen, maar ze moesten. Geen bewassing meer, en geen gratis taxi. Moederliefde ook niet. Wie weet, zouden ze haar stap later waarderen, en kwam het nog tot een soort vriendschap, maar voorlopig zouden de relaties wel enigszins bekoelen.
Geen vergadering meer met Frederik en al helemaal niet met Buitelaar. Nooit meer hun rapport inkijken. Nooit meer hun gezever beluisteren. Ze grinnikte bij de gedachte aan Frederiks toestand als alles achter de rug was en hij te weten was gekomen hoe het werkelijk was gegaan. Hij zou de schok nooit meer te boven komen en hij zou zeker vertellen dat ze zwaar overspannen was. Wat heet: gek, gestoord, en dat hij het wel had zien aankomen maar nooit had kunnen vermoeden dat het zulke ernstige gevolgen zou hebben. Misschien echter was ze tegen die tijd al ver weg.
Bij een bankje stapte ze af en ging zitten. Ze draaide een shaggie en belde Mariska. "Schat, ik kan je toch niet komen halen." "Maar het moet! Hoe kom ik anders aan mijn kleren! Je moet, mam!" "Sorry," zei ze en ze verbrak de verbinding. Een gevoel van welbehagen groeide in haar borst.
Op een tak in een boom tegenover haar tikte een specht ijverig een gat. Arm dier, dacht ze, gedoemd om een leven lang hetzelfde te doen en niet eens het benul of de macht om eruit te stappen. Ze zoog de rook diep in haar longen. Slecht, heel slecht, voor de gezondheid, maar tenslotte was het leven zelf slecht voor de gezondheid. Aleid, haar secretaresse, zei dat regelmatig.
Toen ze haar shaggie op had, stapte ze weer op de fiets. Het was druilerig weer, maar dat hinderde haar niet. Belangrijker was dat het rustig was in het bos. Geen wandelaars, geen andere fietsers. Opvallend, hoe de wereld stukje bij beetje van haar werd. Nu al. En alles wat daar voor nodig was, was een gedachte die zou leiden tot een plan dat ze zou gaan uitvoeren. Dit weekend.
Bij haar huis stond haar buurvrouw Sabrina op de stoep. Ondanks het slechte weer droeg ze een zeer korte rok en een zeer laag uitgesneden blouse. In haar hand had zij een snoeitang. Ze zag er een beetje afwezig uit, zoals ze stond te staren met die schaar in de aanslag terwijl haar struiken meters ver weg waren.
"Dag Sabrina," zei ze. "Lekker aan het tuinieren?" Van een ver geestelijk rijk kwam Sabrina terug en keek haar aan.
"Was ik van plan, ja, maar het regent. Dus ik denk dat ik maar weer naar binnen ga."
"Zou ik maar doen. Of trek anders een jasje aan, want je vat nog kou, zo."
Sabrina keek naar beneden haar lijf langs, alsof ze niet wist wat ze eigenlijk droeg.
"Nigel vindt me leuk zo," sprak ze afwezig. "Het is wel koud, dat wel, maar een jas, dat leidt zo gauw tot tuttigheid, vind je niet? Nigel houdt niet van jassen, niet bij mij tenminste. Zelf draagt hij ze wel, van die leren, die heel veel kosten, je wilt niet weten hoeveel Nigel aan kleren uitgeeft. Tien vrouwen kunnen er nog niet tegenop."
"Zin in een kop koffie? Of wat sterkers?"

Even later zaten ze in Eleanors riante zithoek aan de oude jenever. "He, lekker!," verzuchtte Sabrina. "Ik word helemaal warm van binnen! Van Nigel mag ik eigenlijk niet drinken, want ik word er dik van, zegt hij. Maar hij blijft vannacht toch op Papendal, dus hij merkt het niet."
Steeds weer dwaalde Eleanors blik af naar Sabrina's borsten. Mooi wel, die gebruinde bergen. Zou er nog gevoel in zitten? Het waren tenslotte siliconen, of werden ze daar tegenwoordig niet meer van gemaakt. Hoe zouden ze voelen? Zouden ze koud zijn? Of werden ze opgewarmd door de rest van het lichaam.
Ze schonk zich een derde jenever in en vulde het glaasje van Sabrina bij die al aan haar vierde was.
"Mag ik ze even strelen?" vroeg ze. Ze kon haar tong wel afbijten. Hoewel ze had besloten met alles te kappen en flink te breken met de sleur, week zo'n vraag toch wel heel erg af van het beeld van keurige vrouw uit Soestduinen. Moest ze de schijn niet nog een paar dagen ophouden? Tot het weekend in ieder geval?
Sabrina zette haar glas neer en deed haar truitje uit, alsof Eleanor haar gevraagd had zich even om te draaien zodat ze kon bekijken hoe haar rok van achteren zat ofzo.
Eleanor streelde voorzichtig een borst. Het voelde hard aan, harder dan normale borsten. Onecht, dat was te verwachten. Toch was het op een vreemde manier prettig. Ze streelde ook de andere. Sabrina zuchtte vergenoegd.
"Voel je nu wat?" vroeg Eleanor. Nu ze bezig was, kon ze net zo goed meteen doorpakken. Ergens in haar achterhoofd rinkelde een alarmbelletje, maar het geluid werd steeds vager.
Sabrina schudde het hoofd. "Nee, niks meer. Ze zijn er echt voor Nigel, dat hij wat heeft om mee voor de dag te komen op die voetbalfeestjes. Die jonge jongens daar zijn er gek op. Volgens mij zijn ze in de war met een voetbal. Al hebben ze nog nooit geprobeerd ertegen te schoppen." Ze schaterde het uit. Toen ze gekalmeerd was, keek ze Eleanor aan. "Ik hou helemaal niet van grote tieten, eigenlijk. Mijn eigen waren van die kleine dotjes, vertrouwd, lekker warm, ik kan maar niet wennen aan die ballonnen in mijn blouse. Maar ja, Nigel, hè. Het is een lekkere vent, hoor, daar niet van, maar hij is erg op de uiterlijke schijn. Dat hebben al die voetballers, hoewel Johan Cruijff wel meevalt, die is meer gewoon."
"Waarom ga je niet bij Nigel weg?"
"Meid! Ben je gek? Wat moet ik beginnen zonder Nigel! Ik hou van hem hoor! En buiten dat: hij brengt een hoop binnen, dat is erg lekker. We kunnen alles doen. Grote SUV, drie keer per jaar op vakantie. Naar hartstikke verre landen. Nee joh, wat zou ik nou moeten beginnen zonder Nigel..." Ze staarde voor zich uit, alsof ze de mogelijkheden toch aan het overwegen was.
"Hoe gaat het eigenlijk met Jordy?" vroeg Eleanor, "Nog steeds aan de drugs?"
"Ach ja, daar gaat hij nooit meer van af. Hij is teveel verwend, denk ik. Te veel in de watten gelegd en dan krijg je dat. Hij zit in een ontwenningskliniek, maar ik weet nu al dat dat niks zal uithalen. Hij grijpt toch iedere keer weer naar de coke."
"Het zal je kind maar wezen..." verzuchtte Eleanor meer tegen zichzelf dan tegen Sabrina.
Op dat moment zwaaide de deur open en stond Mariska in de kamer. Op huilerige toon schreeuwde ze: "Ik ben hier helemaal naar toegekomen met de taxi! Dat kost me mijn halve studiegeld voor deze maand! En je bent gewoon thuis, waarom ben je me niet komen halen?"
"Nou kind, je bent er toch gekomen, zie ik," zei Eleanor. Plotseling werden Mariska's ogen zo groot als schoteltjes: "Waarom zit de buurvrouw hier met blote borsten! Gadverdamme! Mijn moeder is een pot!"
"Kindje toch, zo heb ik je niet opgevoed. Ik heb je geleerd om iedereen te respecteren, ook homoseksuelen, dus het gaat niet aan om je eigen moeder voor pot uit te schelden. Bovendien...." Hier stokten de woorden. Had ze nou zojuist bekend dat ze lesbisch was? Nee toch zeker? Ze had Sabrina alleen maar uit nieuwsgierigheid gevraagd haar borsten te laten voelen, anders niet. Of toch? In ieder geval, een kind had haar moeder niet zo te bejegenen, punt uit. Bovendien had ze drie borrels op en dan deed een mens weleens vaker wat wat ze niet deed als ze net uit haar bed stapte of aan de kantoorkoffie was.
"Hoe moet het nu verder!" gilde Mariska. "Mijn moeder, met de buurvrouw op de bank, in compromitterende omstandigheden. Ik heb niks tegen lesbo's, ik heb er zat onder mijn vriendinnen, maar toevallig ben jij wel mijn moeder. Die getrouwd is met mijn vader! Weet pa het eigenlijk al?"
"Hij weet niks want er valt niks te weten."
"En iedereen kan naar binnen kijken! Dat ook nog, dat de hele buurt meteen weet dat mijn moeder het heeft aangelegd met de siliconenpop van Nigel het voetbaltalent met zijn kreupele topvoetballers! Oh mijn god! Ma, denk je eigenlijk wel aan mijn relaties? Ik heb nog een hele carrière voor me hoor. En je weet hoe zoiets rondzingt!"
"Draaf niet zo door, Mariska! Je lijkt wel een kind van vier met die driftbuien. Als ik iets moois zou hebben met de buurvrouw, wat dus niet zo is, dan zou dat jou helemaal niks aangaan."
Mariska stampvoette. "Ik vind het niet goed! Ik vind het niet goed!"
"Gelukkig heb je niks goed te vinden. Nou, pak je kleren maar en zie dat je in Utrecht komt."
"Brèng je me dan niet! Ik kan toch niet weer met de taxi terug?"
Eleanor wuifde de bewering met een vermoeid zwaaigebaar weg.
"Dan ga je lopen. Of met de trein." Sabrina nam nog een slok van haar jenever en trok haar blouse aan. "Ik ga maar weer eens," zei ze. "Bedankt voor de borrel, het heeft me echt goed gedaan. Niks zeggen tegen Nigel hoor." Ze giechelde.
"En jij," sprak ze tegen Mariska. "Mag ik je een raad geven? Hou vooral je eigen borsten, wat jouw Nigel later ook tegen je zegt."

Uiteindelijk was Mariska na veel gedram met de trein naar Utrecht vertrokken. Eleanor genoot van de namiddag, waarin de waterige zon haar kamer binnenkwam. Net zozeer genoot ze van de jenever. De glazen telde ze al niet meer, ze liet de loomheid over haar heen komen, en bedacht dat ze zich altijd zo wilde voelen. Tegen vijven sukkelde ze in slaap.
Ze had Harry niet horen binnenkomen. Ineens stond hij naast de bank en keek haar onderzoekend aan. Hij zag er moe uit met rode vlekken in zijn gezicht: dat wees op een zware dag. En lange, lange verhalen. Aan de kringen onder zijn ogen meende zij te zien dat een van zijn patiënten vandaag onder zijn handen de dood was ingeslopen. Hij trok zich dat persoonlijk aan. Hij verweet die patiënt het ontijdige sterven dat ten koste ging van zijn reputatie. Harry snoof.
"Je hebt gedronken!" zei hij. Eleanor knikte.
"Anders drink je niet overdag!"
"Nu wel."
"En we zouden vanavond naar Van Aerdenhout gaan, en je bent nog niet gekleed! Trouwens, ik wil niet dat je meegaat, je ziet er straalbezopen uit."
"Ik peins er ook niet over om mee te gaan. Nu niet en nooit niet. Die droogkloot met zijn uitgestreken ponem. De hele avond opzitten en pootjes geven. En die vrouw van hem...wat een karkas, volgens mij halen ze die elke ochtend uit haar doodskist en piepen ze haar op in de oven zodat ze weer een dagje mee kan."
"Eleanor! Je hebt het over een gewaardeerde, gerespecteerde collega van mij! Jij bent mijn vrouw, ik laat je vrij genoeg...."
Eleanor sprong als gestoken op.
"Oh? Laat jij mij vrij? En moet ik je daar dankbaar voor zijn? Wie denk je wel dat je bent, meneer Harry? Mijn cipier soms?"
"Het is normaal dat een man af en toe verlangt dat zijn echtgenote fatsoenlijk en wel aan zijn zijde staat! Ik zal wel zeggen dat je migraine hebt, maar dit mag niet te vaak voorkomen. Ik heb een druk bestaan, ik bied je een comfortabel leven en daar wil ik wat voor terugzien. In ieder geval wil ik niet dat je 's middags straalbezopen op de bank ligt als ik thuiskom."
"Jongen toch! Jij hebt niks te willen, begrijp dat nou toch een keer! Ga nou maar naar Van Aerdenhout en laat mij met rust."
Ze stond op van de bank. Dat ging moeizamer dan ze verwacht had. De jenever was kennelijk in haar benen gezonken. Bij de deur zei ze: "Aanstaand weekend moet ik weg. Voor mijn werk. Dat je het weet."
"Daar komt niets van in! Mijn moeder komt logeren!"
"Mooi, dan ben je niet alleen." Ze sloot de deur en liep de trap op naar haar kamer.

Toen ze die vrijdagmiddag in haar auto stapte, had ze nog steeds last van haar kater. Op haar kamer was ze namelijk nog even doorgegaan met drinken: jenever, vermout en wijn door elkaar. Pas toen diep in de donderdagnacht al haar relatiegeschenken op waren, was ze gaan slapen. Harry had ze niet meer gezien. Wel had ze hem horen schuifelen toen hij naar bed ging. Hij klonk wankel, alsof hij ook het een en ander achter de kiezen had.
Haar hoofd bonkte dus, en ze voelde zich kotsmisselijk en uitgewrongen. Ze keek naar het huis van Sabrina en Nigel: de gordijnen waren nog gesloten. Ook Sabrina was dus doorgegaan. Jammer dat ze waren gestoord door Mariska. Hoezo jammer. Wat denk ik toch allemaal. Ik word nog eens echt gek. Of lesbisch, of allebei.
"This is the day I've been waiting for, this is the day of the change. No man can make me stay here, I've unlocked the chain. Set me free," zong ze zacht voor zich uit. De koppijn nam toe door haar eigen stemgeluid. Het was nog een eind rijden naar het congresgebouw in Wieringen. Jammer dat ze ruzie had met Mariska, anders had die haar kunnen brengen. Ze nam zich voor op de rechterbaan te blijven, al moest ze in een slakkengangetje van zestig rijden.
Harry was natuurlijk gewoon naar zijn werk gegaan. Niets maar dan ook niets had hij laten blijken van zijn gevoelens over het verloop van de vorige dag. Ze had verwacht dat hij woedend haar kamer was binnengestapt en, nadat zijn woede bekoeld was, aandacht had gevraagd voor zijn overleden patiënt. Misschien interesseerde het hem werkelijk niet en had hij zich erg vermaakt bij Van Aerdenhout. Die was het hoofd van de afdeling en als hij met zijn vingers knipte, deden de chirurgen wat hen gezegd was. Ook op bezoek gaan, en naar de diashow van zijn laatste verre reis kijken. Eleanor was meestal meegegaan, en dan was de hele avond bezig het gapen te onderdrukken.
Ze reed langzaam de straat uit. Mevrouw Van Damme keek de straat op vanachter de vitrages. In deze buurt hadden ze geen burgerwacht nodig, want er was weinig dat mevrouw Van Damme ontging. Op haar aanroep verscheen de politie diverse keren per week in de straat, want het kon er zo onschuldig niet uitzien, of mevrouw Van Damme zag er wel een poging tot misdrijf in. Zo was er deze week nog een keurige wandelaar opgepakt. Mevrouw Van Damme was er van overtuigd dat het een zelfmoordterrorist was die door de straat liep: wat kon er anders in het rugzakje zitten dan dodelijke explosieven. Het blonde haar was een camouflage, zo wist ze te vertellen. In werkelijkheid was de man een moslimfundamentalist, want hij liep met zijn gezicht in de richting van Mekka. Het zou nog dagen duren voor haar verontwaardiging over de vrijlating van de man voorbij was. "Geen bewijs," had ze geschamperd. "Wat een onzin, je ziet zo dat het niet deugt. Die explosieven waren verborgen in de appeltjes, maar daar hebben de heren politie natuurlijk niet naar gekeken! Nog even, en wij worden allemaal het slachtoffer door de zwakheid van onze autoriteiten."
Eleanor zwaaide. Mevrouw Van Damme trok zich schielijk terug.
Op de snelweg was het nog niet druk. Eleanor kon half slapend honderd rijden en lette niet op de claxonnerende bumperklever achter haar. Al rijdende nam ze een pijnstiller en dronk ze een paar slokken water uit het flesje dat ze altijd gereed had in de autodeur. Bij Den Bosch zou de hoofdpijn wel wat gezakt zijn.
Plotseling zag ze een lifter staan op de vluchtstrook. Iemand met lef. Dat moet beloond worden. Ze stopte. De vrouw stapte in en knikte haar toe.
"Ik ga naar Wieringen," zei Eleanor. "Waar moet jij heen?" "Wieringen is okay," zei de vrouw. Eleanor nam haar op terwijl ze invoegde vanaf de vluchtstrook. De vrachtwagenchauffeur achter haar toeterde langdurig. Ze stak haar middelvinger op. "Altijd dat ongeduld," sprak ze voor zich uit. De vrouw zag er wel erg casual uit: een gebleekte spijkerbroek met scheuren erin, echte, niet van die fabrieksmatig aangebrachte, een shirt vol met vlekken en een totaal versleten leren jack. Ze stonk naar oud zweet en de vuilnisbak in een hete zomer. Ze keek voor zich uit, alsof ze er niet echt bij was. Voor de gezelligheid had ik het niet hoeven doen. Het kon Eleanor niet schelen, ze tufte rustig voort richting Wieringen. Het was pas bij de afslag dat ze bedacht dat het een leuk idee zou zijn om de vrouw mee te nemen naar haar kamer. Het zou de sfeer al min of meer bepalen als ze aankondigde dat ze een gast had meegenomen, met wie ze zich buiten het officiële programma wilde bezighouden.

In de hal van Congrescentrum De Wilde Weelde stond Frederik met een presentielijst. "Eleanor!" riep hij verheugd uit. "Ik hoopte al dat je op tijd zou zijn, want ik wil nog het een en ander met je doornemen."
Hij besteedde geen aandacht aan de vrouw die zwijgend met haar was meegelopen. De hele weg had ze geen woord gesproken.
"Ah, goed, Frederik. Dit is mijn vriendin. Zij is meegekomen en blijft gedurende het programma op mijn kamer, maar daarbuiten gaan we samen iets leuks doen, is het niet Els?" De vrouw knikte en gaf Frederik een hand. "Het was eigenlijk niet de bedoeling dat er partners meekwamen," zei Frederik. "Dat leidt maar af, en dan de teamspirit. Maar, mevrouw Els, ik hoop dat u zich desondanks vermaakt!" Els nam de sleutel aan. "Ik ga vast inrichten," zei ze en ze verdween in de richting van de kamers.
"In godsnaam, Eleanor!" siste Frederik zodra ze buiten gehoorsafstand was. "Waar ben je nu weer mee bezig? Je vriendin? Hoe moet ik dat opvatten? Weet Harry er eigenlijk van?"
"Het gaat je niets aan. Het is privé, Frederik. Ik heb mijn vriendin nodig als klankbord." "Als je van plan bent om mevrouw mee te nemen naar het diner, zorg er dan wel voor dat ze zich wat opknapt. Zoals ze er nu uitziet, kan het natuurlijk niet. Wat een voddenbaal. Waar heb je haar opgedoken? In de kroeg? Waar je trouwens kennelijk net vandaan komt, want je stinkt een uur in de wind. Maar goed, laten we er het beste van hopen. Ik zal het door de vingers zien: het zal allemaal aan je overspanning te wijten zijn. Ga zitten."
Eleanor nam plaats in een van de ruime fauteuils en Frederik ging tegenover haar zitten. "Vertel eens," zei hij. "Wat zijn de plannen voor het weekend. Je hebt het erg degelijk met Buitelaar doorgeëxerceerd, heb ik gehoord." De koppijn was nog steeds niet over, en daar kwam een toenemende droge strot bij. Ze riep een van de obers en bestelde een Spa Rood. Pas daarna kwam ze eraan toe zich af te vragen wat Buitelaar verteld zou hebben. Na haar gesprek met hem had ze geen moment meer aan de voorbereiding van het weekend gedacht en ze hoopte maar dat Buitelaar dat wel had gedaan. Daar kon ze wel op rekenen. Hij zou nooit willen afgaan in de ogen van Frederik.
Ze schraapte haar keel, nam een slok van de Spa die inmiddels was gebracht en zei:
"Wat op onze afdeling ontbreekt, is een intermenselijke uitwisseling. Daarmee bedoel ik: zakelijk zijn we best goed, informatie-uitwisseling is adequaat, maar er is geen echte chemie." Frederik knikte. Ze had de juiste toon aangeslagen. Ze vervolgde: "Dat moet anders. Zo is er nauwelijks uitwisseling over privé-zaken hetgeen op andere kantoren toch tamelijk gewoon is, zeker op de maandagochtend. Ik weet niks van Jannie, niks van Aleid, van jou weet ik dat je getrouwd bent maar daar houdt het ook mee op, en van Buitelaar, weliswaar geen collega maar toch, hij is er zo vaak dat je hem bijna als zodanig kunt beschouwen, weet ik ook niks." Gelukkig niet, dacht ze. Ik kan me er van alles bij voorstellen, hij hangt vast kwijlend in homosauna's in zijn vrije tijd. Nadat hij bij de sportschool is geweest natuurlijk. "Het is beter voor het werkproces als we een soort familie worden, als er meer persoonlijke samenhang is, bedoel ik." "Ik had het niet beter kunnen verwoorden!" riep Frederik enthousiast uit. "Dat is precies wat ik altijd mis. Het werk gaat goed, we hebben een enorme productie, zeshonderd vergaderingen per jaar is niet niks tenslotte, maar er ontbreekt iets! En nu ben ik benieuwd te horen hoe jullie dit gaan inkleden." "Met een rollenspel," antwoordde Eleanor gedecideerd. "We beginnen met dat het maandagochtend is, en dat iemand iets vreselijks heeft meegemaakt, of iets minder vreselijks om mee te beginnen, dat hij bijvoorbeeld een blauwtje heeft gelopen, en aan niemand kon hij dat kwijt alleen aan zijn collega's." Frederik knikte. "Het doel is uiteindelijk dat zowel de ontvanger als de zender open zijn." "Juist, ja, ja, ik denk dat je daar de koe bij zijn horens vat." "Haar. Een koe is vrouwelijk." Frederik lachte bulderend. Die heeft het naar zijn zin, dacht Eleanor, wat hem betreft is het weekend nu al geslaagd.
Buitelaar kwam binnen met drie koffers. Hij knikte Eleanor toe zonder haar aan te kijken en schudde Frederik de hand. "Zo, nu gaat het eens gebeuren, Fred!" fleemde hij. "Zeker. Eleanor heeft me net verteld van jullie plannen, en wat een moed, om het op die manier te brengen! Ik weet zeker dat we vanaf maandag anders, en beter, in ons vel zitten!" Vanuit zijn ooghoeken loerde Buitelaar naar Eleanor.
"Nu," sprak Frederik opgewekt. "Jannie heeft gebeld dat ze wat later kwam en ze zou Aleid meenemen, dus laten we ons wat gaan opknappen voor de borrel en het diner." Frederik liep voorop naar de liften. Buitelaar kwam naast Eleanor lopen. "Wat heb jij hem verteld," fluisterde hij. "Dat we met de billen bloot gaan, schat. En jij als eerste." Ze vatte kort samen wat de bedoeling was. "Kutwijf!" Hij liep harder zodat hij niet langer naast Eleanor hoefde te lopen en stapte naast Frederik in de lift.

In haar kamer had de liftster zich geïnstalleerd in een van de bedden. Ze lag in het Nieuwe Testament te lezen, dat ze vast uit het nachtkastje had. Haar vervuilde plunje had ze nog niet uitgedaan.
"Zo dame!" zei Eleanor, terwijl ze op het andere bed ging zitten. "Vertel me nou eerst maar eens wie je bent en waarom je daar op de vluchtstrook stond." De vrouw legde de bijbel weg en keek haar aan. Toen stak ze van wal.

"Ik ben ontsnapt uit een gesloten inrichting. Maanden geleden al. Ik zat daar omdat mijn man de huisarts had wijsgemaakt dat ik hem voortdurend bedreigde met allerlei huishoudelijke artikelen. Nu weer met een schaar, dan weer probeerde ik zijn hersenpan de vermorzelen met de stofzuiger. Kortom, geen middel schuwde ik om hem naar de andere wereld te helpen. De maat was vol toen ik de complete inhoud van de servieskast naar hem had toegegooid.
Het was allemaal niet waar, natuurlijk. Ik heb nooit een vinger naar hem uitgestoken, maar hij moest gewoon van mij af. Ik wilde namelijk van hem scheiden. En dat kon hij niet hebben voor zijn carrière. Ik heb geen tijd om een andere vrouw te zoeken, zei hij, en een vent die gedumpt wordt door zijn vrouw begint echt niks meer op de beursvloer. Jij bent ziek, hartstikke ziek. Misschien was dat waar. Ik was ziek van hem, dat volgevreten mormel dat alleen maar thuis kwam om te slapen en te vreten. Daarom wilde ik weg. Toen ik dat had gezegd, begon hij raar te doen. Hij deed alsof ik niet meer bij mijn volle verstand was, legde overdreven zorgzaam een plaid over mijn benen als ik bij dertig graden boven nul in de zon zat, kookte warme melk voor me, en herhaalde voortdurend dat ik rustig aan moest doen. Dat duurde een paar weken. Op een dag kwam de huisarts bij ons thuis. Ik ken die man niet, want ik ga nooit naar de dokter. Daar schiet een mens niks mee op: voordat je het weet, hebben ze je de een of andere afwijking aangepraat. Hij luisterde naar mijn longen, keek me in de keel en in de ogen. Ik heb er nog spijt van dat ik die gek niet van me afgetrapt heb. Daarna klopte hij op mijn schouder zoals je dat doet bij een kind of bij iemand waarmee echt geen woord mee te wisselen is. In de gang overlegde hij met mijn man. Ik kon ze niet verstaan, maar het gesprek duurde erg lang. Ik was aan het lezen geweest en pakte gewoon mijn boek weer op. Ik nam me voor om mijn man de volgende dag de scheidingspapieren onder de neus te leggen en niet weg te gaan voordat hij die getekend had. Toen die huisarts weg was, kwam hij in de kamer en ging zwijgend tegenover me zitten. Op dat moment realiseerde ik me het niet, maar nu zal ik nooit meer dat geniepige glimlachje van hem vergeten. Dat had me moeten alarmeren. Dan had ik echt zijn hersens kunnen inslaan met desnoods de stofzuiger. Maar goed, ik had het dus niet door. Na een tijdje, langer dan een uur zal het niet geweest zijn, kwam er een ambulance met twee van die broeders, die je in de slechtste B-film nog niet tegenkomt: kort, gedrongen, met van die varkensoogjes. Van die types die altijd overal aan meewerken. Voordat ik iets kon zeggen grepen ze me beet, en stopten ze me in zo'n dwangbuis. Je zou denken die dingen bestaan niet meer maar ze bestaan dus nog wel. Mijn man vertelde ze ondertussen dat ze moesten uitkijken want dat mijn kracht verschrikkelijk was ik had hem gisteren nog vreselijk gebeten. Hij liet een hand in verband zien. Daar was even geleden nog niets mee aan de hand. Ik werd dus de ambulance ingesleurd en naar een inrichting in Den Dolder gebracht. En als zoiets gebeurt, word je echt gek, ook al ben je het niet. Ik schreeuwde alles bij elkaar en schopte en beet. Ik ging direct de isoleercel in, nadat ze me een spuit hadden gegeven. Het was een kamertje met gewatteerde wanden, een bed van plastic, het was er heel warm en dat moest ook wel want er waren geen dekens. De plee was ook van plastic en het stonk er naar stront en naar pis. Ik bleef gillen en schreeuwen totdat ik in slaap viel. Toen ik wakker werd, lag ik nog steeds in dat hol, maar ik had net zo goed wakker kunnen worden op Mars. Het interesseerde me niet, er was een dofheid over me gekomen, ik voelde niets en ik dacht niets. Ik was dood, al stroomde er nog wel bloed door mijn aderen. Ze hadden me doodgemaakt. Ik bleef gewoon liggen op dat bed, staarde naar het plafond, liet alles gewoon lopen, want zelfs om naar de wc te gaan, was ik te beroerd en te belabberd. Na verloop van tijd, misschien na uren, misschien na dagen, kwam er een man dat kamertje binnen die vertelde dat hij de afdelingspsychiater was en dat hij kwam kijken of ik al was gekalmeerd en weer zicht op de werkelijkheid had gekregen. Ik kon niet antwoorden, want er vormden zich geen gedachten in mijn hoofd. Dat was leeg en dat bleef leeg. Hij praatte maar door, die man, over dat het heel erg was voor mij, maar dat ik ook aan mijn man moest denken, die almaar onder zware druk had geleefd door mijn ziekte, en dat ik me gelukkig mocht prijzen dat hij op tijd had ingegrepen. Even nadat hij was vertrokken werd ik door een andere man, een veel jongere, naar een zaal gebracht waar allemaal vrouwen rond een tafel zaten. Ze zeiden geen woord en keken alleen voor zich uit. Ik kreeg nog drie keer een injectie die dag. Wat voor spul het was, weet ik niet. Dat vertelden ze niet, al lulden ze wel de hele tijd tegen me aan. Zo ging de tijd voorbij. Hoeveel tijd, weet ik niet. Op een gegeven moment vervingen ze de injectie door pillen en ik had nog genoeg besef om te weten dat ik die niet moest innemen. Het duurde dagen voor ik weer een beetje helder was, maar ik liet er niets van merken. Ik bleef zwijgen tegen de psychiater, en ik bleef zitten staren aan die tafel. Volgens mij slikten die andere vrouwen al die pillen wel. Ik heb tenminste nooit een teken van leven bij een van hen gezien. Op een dag zag ik mijn kans schoon. Toen de diensten van de verpleging wisselden, trok ik zo'n witte doktersjas aan die gek genoeg bijna niemand ooit droeg maar die wel bij bossen aan de kapstok hingen en wandelde ik gewoon met de verpleging naar buiten. Net doen alsof er niks aan de hand is, dan trappen ze er altijd in.
Ik was weer vrij. Alleen kon ik niet meer terug naar huis. Ik kon me nergens meer vertonen, want de politie zou binnen de kortste keren weten dat er een gevaarlijke gek was ontsnapt. Reken maar dat ze me zouden vinden. Dus ik zwierf op straat, maandenlang. De eerste dagen probeerde ik me schoon te houden door me te wassen in kanalen en regenplassen, maar dat is geen doen. Je wordt er niet schoon van en je kunt je de kou niet permitteren als je op straat leeft. Dus ik liet het vuil gewoon waar het was. Eten is geen probleem, alle vuilnisbakken zitten overvol met bruikbare spullen. Ik kon kiezen wat ik wilde eten! De eerste dagen hield ik me nog verborgen overdag om maar niet opgepakt te worden, maar ik werd steeds onzorgvuldiger. Je zou denken, een zwaar vervuilde vrouw op straat valt op, maar niets is minder waar: niemand zag me. De mensen keken door me heen alsof ik een spook was, of onzichtbaar. Maanden heb ik zo geleefd, maandenlang. Tot vandaag. Ik had er ineens genoeg van. Vandaar dat je me tegenkwam op de snelweg: ik wilde ergens heen, maakte me niet uit waar. Voor mijn part had ik ook doodgereden kunnen worden, had me helemaal niet uitgemaakt."
Eleanor wist niet meteen wat te zeggen. Ze bekeek de vrouw wat grondiger dan ze tot nog toe gedaan had. Ze was er eenvoudigweg niet eerder aan toegekomen, omdat ze haar hoofd vol had van het weekend. De ogen van Annie Lennox, dacht ze ineens. Inderdaad, datzelfde blauw. Haar stem had er ook wel wat van weg, dacht ze.
"We gaan je eerst eens wat opknappen," zei ze. "En omdat de nood hoog is, is diefstal geoorloofd. Die tantes van dat advocatenkantoor ofzo, die van verderop op de gang, zullen best wel wat over hebben op hun kamer. Blijf hier!" De vrouw knikte. Het verwilderde in haar blik had plaatsgemaakt voor berusting.
Eleanor liep de gang op. Het was voor alle gasten tijd om zich te kleden voor het diner dus alle kamers waren bezet. Verderop de gang logeerden een tiental dames, dat ze al had gezien bij binnenkomst. Het waren van die keurige dames die in een mal gegoten leken: precies slank genoeg, de juiste graad van blondheid, de juiste leeftijd, zo tussen de vijfentwintig en dertig. Bij binnenkomst hadden ze allemaal twee of drie koffers bij zich: daar zou vast wel wat casuals bij zitten dat de vrouw - die ze in gedachte Els noemde - kon gebruiken.
Eleanor stelde zich op bij de branduitgang en draaide een shaggie. Dat was nooit verdacht. Rokers draaiden tegenwoordig op de gekste plaatsen shaggies, zodat ze even een paar trekjes konden nemen als ze los mochten, in de buitenlucht. Wat ze verwachtte, gebeurde: dames liepen over en weer naar elkaars kamer, druk kwetterend. Het lijken wel vrouwen-van, dacht ze, zo opgewonden als ze zijn, die een dag worden vrijgelaten uit hun doorzonwoning in een wijk op stand. Toen één van de dames verdween in de kamer van een ander zag ze haar kans schoon. Ze stapte de verlaten kamer binnen en liep op de koffers af. Bij de eerste was het meteen prijs: truien, blouses, en spijkerbroeken. Hoelang waren de dames eigenlijk van plan te blijven? Het was duidelijk dat er veel sportiefs op het programma stond, waarbij veel door modder moest worden gekropen en in water moest worden gevallen, want waarom zouden ze anders zoveel combinaties bij zich hebben. Ze luisterde nauwlettend of de eigenaresse van de koffer al op weg naar haar kamer was en toen ze niks hoorde nam ze van elk soort kledingstuk twee exemplaren. Ze sloot de koffer zorgvuldig. Het zou wel even duren voor de vrouw merkte dat ze iets kwijt was, als ze het al zou merken voor ze lang en breed weer thuis was.
"Zo," zei ze, teruggekeerd op haar eigen kamer. "Hier kunnen we voorlopig wel mee toe." Ze toonde de vrouw de kleren. "Ik zou me eerst maar eens gaan wassen, als ik jou was."
Terwijl de vrouw in bad zat, zapte Eleanor langs de kanalen die het hotel de klanten bood per televisie. Allemaal digitaal. Veel films waarin werd geschoten en achtervolgd. Ze liet de beelden gedachteloos voorbijkomen. Porno ook, natuurlijk. Ze bleef hangen bij een film waarin een man met moeite een erectie in stand hield. Dat viel niet mee, kennelijk was het zijn opdracht om het klaarkomen zo lang mogelijk uit te stellen en dat benam hem de lust. Logisch eigenlijk. Nu ze in haar vijftiger jaren was beland, ontbraken de lustgevoelens steeds meer. In haar twintiger jaren was ze gek geworden als ze langer dan een week geen seks had, maar daar was nu geen sprake meer van. Harry en zij neukten niet meer. Ze wist niet meer hoe en wanneer het was opgehouden, maar het was gegaan volgens het gebruikelijke patroon: steeds minder, tot de seks op een gegeven moment helemaal achterwege bleef. Ze kon niet zeggen dat ze het miste. Het was eigenlijk wel rustig zo. Ze dacht aan de ogen van de vrouw, en voelde plotseling een vage opwinding. Merkwaardig. Het moest aan de entourage liggen. Congreshotels hadden altijd een vreemde uitwerking op haar gemoedstoestand.
Na een uur verscheen de vrouw helemaal schoongewassen in frisse kleding. De spijkerbroek paste precies, de blouse was wat oversized maar dat stond haar wel goed. Nu ze haar verwaarloosde uitstraling kwijt was, was ze echt mooi. Niet klassiek mooi, zoals de dames aan het einde van de gang. Volgens de klassieke normen was haar gezicht te hoekig, te hard, maar het had een zelfbewuste uitstraling. Hoe ver moest deze vrouw van zichzelf verwijderd zijn om in zulke omstandigheden terecht te komen, vroeg Eleanor zich af. Waarom had ze die kerel van haar niet bij kop en kont gepakt en de straat op gegooid?
"Staat je prachtig!" zei ze. De vrouw glimlachte. "Hoe heet je eigenlijk?" "Els" Hoe is het mogelijk, dacht Eleanor. Misschien weet een mens dingen waarvan ze nog niet weet dat ze ze weet. Ze werd duizelig door haar eigen gedachten, ook al omdat haar kater nog altijd niet helemaal verdwenen was.
Ze opende de deur van de minibar en haalde er een half flesje champagne uit. Alcohol werkt goed tegen katers en de zaak betaalde. Als er nog een zaak was na dit weekend. Ze schonk twee glazen op en zei: "Proost, Els, op het vervolg van ons leven. Ga straks maar mee naar het hele gedoe, ik beloof je dat het spannend wordt. En voor morgenavond is het afgelopen."
Els haalde haar schouders op en zei: "Ik vind het best. Ik voel me beter dan ik me in tijden gevoeld heb, dus alles is een cadeautje voor me."

Nadat ze het flesje geledigd hadden, gingen ze naar het restaurant. Frederik, Buitelaar, Aleid en Jannie zaten al aan tafel. Dirk, Froukje, Mordechai en Ester waren gearriveerd, zo vernam ze van Aleid, maar die waren zich aan het omkleden.
"Fijn om zo met de hele club bijeen te zijn!" bracht Frederik uit. Hij had een enigszins dubbele tong, hetgeen betekende dat hij het begrip vrijdagmiddagborrel deze keer wel erg letterlijk had opgevat. Straks zou hij wel weer bijtrekken. De eerste rollenspellen zouden tenslotte vanavond zijn. En de laatste ook, maar dat wist alleen Eleanor.
Ester verscheen verhit aan tafel. Ze gunde zich weinig tijd om aan sociale gebeurtenissen mee te doen. Eleanor had de indruk dat ze zich er moedwillig aan ontrok, omdat ze de bijeenkomsten haatte. Zelfs voor het verjaarsgebak verscheen ze niet. Maar net als iedereen was ook zij door Frederik gedwongen om naar Wieringen te komen. Ester zat altijd gebogen over haar toetsenbord, nooit had Eleanor haar iets anders zien doen als zij haar kamer binnenkwam. Af en toe verscheen er een rapport, vol met cijfers, waar haar naam bijstond en dat zou dan wel haar werk zijn. Het rapport werd in de algemene vergadering steevast voor kennisgeving aangenomen en dan gebeurde er nooit meer wat mee.
Na een kwartier verschenen ook Dirk, Froukje en Mordechai. Dirk was de onderhoudsman. Hij had zich voor de gelegenheid in driedelig grijs gestoken en hij zag er doodongelukkig uit. Frederik wilde iedereen erbij, ook de ondersteuners. Die hadden ook hun aandeel in de totale output, beweerde hij. Het was duidelijk dat hij ze er geen plezier mee deed: Dirk frummelde wat aan zijn stropdas, glimlachte te pas en te onpas en zei gedurende het hele diner geen woord.
Els at met smaak. Niemand had gevraagd wie zij was. Waarschijnlijk nam iedereen aan dat ze een van de inleiders was, want er kon geen heideweekend plaatsvinden of er was wel een inleider bij. De vorige keer had Frederik stad en land afgebeld om Emile Ratelband erbij te krijgen, maar die was toen druk met zijn verkiezingen. Dus moest hij het doen met iemand van een gerenommeerd bureau, die echter bij niemand bekend was.

Na het diner begaf het gezelschap zich naar de vergaderzaal. Eleanor porde Els in de zij. "Goed opletten," fluisterde ze. "Dit vergeet je je leven niet meer."
"Mag ik zeggen hoe fijn ik het vind dat we vanavond voor ons gevoel uitkomen!" begon Jannie, terwijl haar niet gevraagd was wat te zeggen. "Ik mis dat zo, dat zusjesgevoel, ik hoop dat dat anders is na dit weekend." Jannie had zes kinderen van wie drie met een handicap. Die was erfelijk. Eleanor had nooit precies begrepen wat voor handicap het was, in ieder geval waren de kinderen zwakbegaafd en zaten ze in een rolstoel. "Toch ben ik blij dat ik ze het leven geschonken heb," had Jannie eens verteld. "Het leven is wonderlijk en heerlijk, dat mag je niemand onthouden!" Twee jaar geleden was haar baarmoeder verwijderd, anders zou ze ongetwijfeld weer zwanger geweest zijn. Wat dacht ze eigenlijk? Dat in het hiervoormaals de zielen zich verdrongen om alsjeblieft geboren te mogen worden? En dan het liefst in een gezin zoals dat van Jannie, waarin elk kind een koningskind was, zeker als het zwakbegaafd was.
"Dank je," zei Frederik, die zich inderdaad had hersteld van zijn vroeg invallende dronkenschap. "Dan geef ik nu het woord aan Eleanor en Rob, die iets heel speciaals voor ons in petto hebben, heb ik begrepen."
Eleanor stond op en gebaarde Rob Buitelaar hetzelfde te doen. Deze, voor de gelegenheid gekleed in een appelgroen kostuum dat hem te strak zat en een gele stropdas op een knalroze overhemd, stond onwillig op. Hij probeerde het uit alle macht te verbergen, maar hij kon niet verhinderen dat zijn blik dodend was. Als Eleanor er gevoelig voor was geweest tenminste. Dat was ze niet, integendeel, ze genoot van zijn giftigheid.
"Goed," begon ze. "De man hiertegenover me is even een loketmedewerker. Laten we zeggen bij de sociale dienst. Ik ben een cliënt die het niet met de gang van zaken eens is, en die gewelddadig wordt. Rob moet als loketmedewerker het proces in goede banen weten te leiden."
Ze gooide haar jasje uit, streek door haar haar om een warrige uitdrukking te krijgen en stak van wal:
"Zo, huftertje! Jij gaat er voor zorgen dat tante Sjaan een uitkering krijgt. En een flinke ook! Want tante Sjaan hep al dagenlang niks fatsoenlijks meer te vreten gehad."
"Mevrouw, u moet op uw beurt wachten," sprak Rob ongeïnspireerd.
"Niks op mijn beurt wachten. Poen moet ik zien!" Ze gaf hem een klap in zijn gezicht.
"Is dit nou nodig!" riep Rob uit met gebalde vuisten.
"Je moet wel in je rol blijven! Beslist niet terugslaan, dan escaleert het geweld!" legde Eleanor rustig uit.
"Inderdaad, je moet wel meespelen, Rob. Ik zag zo dat het een fake-klap was," zei Mordechai, wiens ogen begonnen te glimmen.
"Hoe voel je je nu, Rob?" vroeg Jannie. "Bedreigd? Aangetast in de professionaliteit?"
Rob maakte een grommend geluid. Het was duidelijk dat het antwoord dat hij wilde geven niet geheel zou beantwoorden aan de verwachtingen.
"Nou, komt er nog wat van? Bleekscheet! Kantoorkruk! Jij zit hier maar, in mijn portemonnee te graaien en ondertussen word ik van binnenuit opgevreten. Het is dat ik nog wat vet op mijn lijf heb, ander was ik al kassie wijlen!"
"U moet gewoon op uw beurt wachten," zei Rob. Zijn stem was onvast. Zijn ogen blikkerden donder.
"Ach, jij," Eleanor duwde hem. "Met je groene apenpakje aan! Dat wat jij doet is zeker werken! Een beetje het baasje uithangen, hè?" Ze gaf hem een trap tegen zijn schenen.
"Au! Verdomme!" riep Rob uit.
"Niet zo onprofessioneel, Rob!" riep Mordechai.
"Het is anders best moeilijk om je gevoelens om te leiden tot iets constructiefs in zo'n situatie," vond Jannie.
"Zal ik dit notuleren?" vroeg Aleid. "Dat we er later nog eens op kunnen terugkomen?"
"Als jij nou eens even fijn voor de centen zorgt, dan ga jij geen pijn meer lijden, huftertje!"
"Ik weet niet of dit rollenspel zijn doel niet voorbijschiet," sprak Rob tot de toehoorders.
"Straks evalueren we. Eleanor kan zich misschien iets minder inleven in haar rol," zei Frederik.
"Zo gaat het juist goed!" riep Mordechai, terwijl hij langzaam applaudisseerde. "Het is juist heel duidelijk zo waar dit naar toe gaat! En in welk dilemma de loketmedewerker zich bevindt "
Eleanor trok Rob aan zijn haren, net niet hard genoeg om het er met wortel en al uit te trekken.
"Zo, daar heb je niet van terug, ventje. Dat wordt nog eens wat met jou, en ga nou maar gauw de poen halen!"
"Laat me los, klerewijf!"
"Laten we even pas op de plaats maken en dit proces evalueren om te achterhalen wat hier precies fout ging," zei Frederik. "Ik heb het gevoel dat we hier veel van opsteken."
"Ik zie niet welk proces met dit spel nou precies duidelijk is geworden," zei Rob, terwijl hij Eleanor vernietigend aankeek. "Bij een dergelijke agressie roep je de beveiliging, dat laat je niet over je heenkomen."
"Wat vinden de anderen ervan?" vroeg Frederik.
"Ik denk dat de loketmedewerker wat meer van zijn gevoel kan laten zien," zei Jannie. "Dan is er kans dat de geweldsspiraal doorbroken wordt. Nu liet hij zich meeslepen door zijn eigen agressie. Het was te zien dat het hem veel moeite kostte om niet terug te slaan."
"Zeg dat wel," siste Rob.
"Excuses?" vroeg Frederik om opheldering.
"Sorry," zei Rob, nu hardop. "Het spel beviel me niet. Ik vraag me af of Eleanor de opzet wel duidelijk voor ogen had."
"Zeker had ik dat. Je moest kalm blijven en zorgen dat ik tevreden wegging zonder geld."
"Hoe kan dat nou, als je begint te slaan en te schoppen. En trouwens, wat hebben beleidsmedewerkers op een ministerie te maken met loketten."
"Oh, maar het gaat om het gevoel!" riep Jannie. "Juist omdat wij daar niet veel mee te maken hebben is het goed dat we ons eens in leven in zo'n situatie. Dan kunnen we beter anticiperen op beveiligingsbeleid."
"Ik ga me niet nog een keer in elkaar laten slaan door dat wijf!" riep Rob Buitelaar plotseling uit. Direct bloosde hij tot diep in zijn nek. Het was duidelijk niet de bedoeling dat hij zo uit zijn rol schoot.
"Niet zo emotioneel, Rob. We zijn hier aan het evalueren. Dit is helemaal niet jouw stijl," vermaande Frederik.
Buitelaar legde zijn armen over elkaar en keek stuurs naar buiten.
"Ik dacht dat er nog iets kwam met een maandagochtend?" vroeg Frederik. "Dat leek me nou zo'n aardig idee. Persoonlijk verheug ik me er altijd weer op om jullie te zien op maandagochtend, maar zoals Eleanor mij straks in de vestibule duidelijk maakte, we hebben het nooit over ons andere leven, het leven dat zich buiten de kantooruren afspeelt en dat eigenlijk zoveel belangrijker is dan het leven binnen de muren van het instituut. Neem mij nou: ik werk zeker zestig uur per week. Jullie weten allemaal hoe dat gaat: nog even dit, toch maar die vergadering 's avonds en voor je het weet, heb je de hele week je vrouw niet gezien. Jullie moeten weten dat ik een erg gelukkig huwelijk heb, met een erg lieve vrouw, die mij in alles ondersteunt. Zonder haar zou ik niet half zoveel presteren als ik nu doe." De tranen sprongen hem in de ogen. Jannie stond op en legde een arm om zijn schouder.
"Heel goed. Laat je maar gaan. Een heel goed begin."
"Ik vis in het weekend," vertelde Mordechai. "En eerlijk gezegd heb ik daar geen gevoel bij. Wat willen jullie weten, wat ik gevangen heb? Nou, afgelopen weekend weer mooie vis, hoor, kon zo de pan in, met worteltjes en botersaus, we hebben weer heerlijk gegeten! En ik vond het stukje van zojuist trouwens erg goed."
Aleid noteerde driftig. Vast geen verslag van het gezegde, dacht Eleanor. Ze keek op haar horloge: tien voor negen, lang kon het nu niet meer duren. Dirk bekeek zijn vingers aandachtig. Nog niet met bedreiging van de dood zou hij in dit gezelschap gaan zitten vertellen wat hij in het weekend deed.
"Hè, wat zijn we heerlijk open!" zei Jannie vergenoegd. "Jammer genoeg heb ik mijn breiwerk niet meegenomen, anders zou ik zo gaan zitten breien!"
En dat meende ze. Eleanor kende Jannie goed genoeg om te weten dat ze dit niet ironisch had bedoeld. Ze bedoelde alles serieus. Ironie bestond voor haar niet, tenminste niet in werktijd. En daarbuiten hoogstwaarschijnlijk ook niet.
"Dames en heren, we gaan verder, Eleanor, wil jij..."
De deur sprong open alsof er van de buitenkant tegen getrapt was. Een stuk of tien ME-ers voorzien van automatische geweren en helmen drongen naar binnen. Ze renden op Rob Buitelaar af, die door twee of drie van die kerels hardhandig tegen de grond werd gegooid. De ME-ers schreeuwden Amerikaans-klinkende termen tegen elkaar, maar waren niet te verstaan. Ze deden Rob Buitelaar handboeien om en sleepten hem mee, de deur uit.
Zo snel als ze waren gekomen waren ze ook weer weg. De achtergeblevenen keken elkaar verbouwereerd aan en enige tijd was het stil.
"Waar ging dat over?" vroeg Frederik.
Els, die de hele avond nog niets had gezegd, zei: "Vast iets met drugs ofzo, ik vond die man er wel een beetje eng uitzien."
"Rob Buitelaar is van onbesproken gedrag!" riep Frederik uit. "Tenminste, dat heb ik altijd zo gevoeld. Het lijkt er misschien op dat ik het bij het verkeerde eind heb gehad, maar er kan heel goed een vergissing in het spel zijn, ja, dat kan heel goed nu ik erover nadenk. Dat gebeurt immers voortdurend, dat mensen worden aangehouden en dan later worden vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs!"
Eleanor zweeg. Alles was precies gegaan volgens plan. Een knappe Buitelaar wilde hij zich hier nog uit redden. Een paar weken lang was hij zeker opgeborgen. Ze had moeite niet in lachen uit te barsten.
"Wat zou de aanklacht eigenlijk zijn?" vroeg Mordechai gretig. "Pedo? Terrorisme? Zware verkeersovertreding? Moord?"
"We zullen het te zijner tijd wel horen, Bram," zei Frederik op afgemeten toon. "Het is niet de tijd en niet de plaats om hierover te speculeren. Het was een vergissing, ja, het moet een vergissing geweest zijn." Dat laatste prevelde hij meer voor zich uit dan dat hij zich tot de groep richtte. Hij hernam zich en een paar seconden later was hij weer helemaal het gedecideerde afdelingshoofd, dat nauwlettend en accuraat de wensen van de minister vertaalde in uitvoerbaar beleid.
"Ik denk dat we dit weekend maar moeten afblazen. De schok is te groot om op een constructieve manier verder te werken." Hij stond op, knikte zijn mensen toe, en verliet de zaal.
"Kom, Els, wij gaan naar onze kamer. Ik moet hier ook even van bijkomen, hoor!"

"Wat zou hij toch gedaan hebben?" vroeg Els, toen ze eenmaal op de kamer terug waren. Ze nipte van haar glas Champagne. Gelukkig werd de minibar bijgevuld als de gasten hun kamer even hadden verlaten. Het was een goede locatie.
"Hij heeft niets gedaan," antwoordde Eleanor.
"Niets? Hoe weet jij dat? Ze komen toch niet zomaar met grof geschut iemand ophalen?"
"Wel als ze wordt ingefluisterd dat het om een gevaarlijke infiltrant gaat die het gemunt heeft op het leven van de minister en die relaties heeft met de Hofstadgroep."
"En dat geloven ze zomaar?"
"Wel als het bericht komt van een betrouwbare ambtenaar die e-mails en telefoontjes heeft weten te onderscheppen."
"Nee, hè? Goh, op de snelweg leek je zo'n keurige vrouw. Ik begin je steeds leuker te vinden!"
Voordat ze wist wat ze deed, zat Eleanor naast Els en kuste haar hartstochtelijk. Het was de goede daad op het goede moment zonder dat een van de twee dat had weten aan te geven. Het gebeurde omdat het gebeuren moest en toen Eleanor er tussen twee kussen over nadacht, wist ze dat het er de hele tijd al had in gezeten.
Ze brachten de nacht door in de rustige hartstocht van mensen die elkaar weliswaar net hebben ontmoet, maar elkaar altijd al hebben gekend zodra ze elkaar zien. Misschien is er een soort collectief bewustzijn, dacht Eleanor, waarmee we allemaal in contact staan met elkaar en was er de hele tijd al een lijntje naar Els. Hoe was de opstandigheid waarmee ze zich de laatste dagen had gedragen tegen Harry en de kinderen anders te verklaren.
Tegen zessen vielen ze in elkaars armen in slaap. Ze werden gewekt door een klop op de deur. Eleanor schoot een T-shirt aan, opende de deur op een kier en keek Frederik aan, die nu een volledagsbaard had en wallen onder zijn ogen.
"Het schijnt dat Rob betrokken was bij die Hofstadgroep!" fluisterde hij verbouwereerd. "Het schijnt dat ze ternauwernood een aanslag hebben weten te voorkomen. Wat voor aanslag wilden ze niet zeggen, maar het is ernstig, heel ernstig. Hoe heb ik dat niet kunnen merken?" Zonder haar antwoord af te wachten, liep hij weg. Bij de trap draaide hij zich om en zei: "Jullie kunnen naar huis. Ik had je vrij gegeven vanaf maandag maar ik zou het op prijs stellen als je toch naar het afdelingsoverleg kwam. We moeten de gebeurtenissen op een rijtje zien te krijgen."
Els was ook wakker geworden. Ze trok Eleanor terug in bed. Ze gingen zo in elkaar op dat ze het geklop op de deur, vast van het kamermeisje dat de bedden moest opmaken, nauwelijks merkten. Pas tegen vijf uur in de middag vonden ze het tijd om op te staan en zich te kleden. Vrijen maakt hongerig, dat wist iedereen. Het diner voor vanavond was al besteld, dus ze konden zo aanschuiven.

Els en Eleanor hadden een heerlijk weekend waarin ze vooral op hun kamer bleven om de liefde te bedrijven en elkaar over hun leven te vertellen tussen het vrijen door. De eerste avond hadden ze zich nog netjes gekleed voor het diner, maar zaterdag- en zondagavond hadden ze zich daarvoor de tijd niet gegund en waren ze gewoon verschenen in joggingpak, dat ze uit de kamers van de dames verderop in de gang hadden gehaald. Tijd om te gaan winkelen in Wieringen hadden ze uiteraard ook niet en Eleanor had alleen formele kleding meegenomen. Ze was ervan uitgegaan dat ze na de arrestatie van Rob Buitelaar weg kon.
Tegen zondagavond had Eleanor een vrij compleet beeld van het leven van Els tot nu toe. Haar man heette Jaap en ze was al dertig jaar met hem getrouwd. Aanvankelijk was hij een aardige, rustige jongen die op een accountantskantoor werkte en in zijn vrije tijd schilderde. Een tijdlang, gedurende hun eerste huwelijksjaren, vond hij het schilderen belangrijker dan zijn werk. Dat was niet zo saai als het aan de buitenkant lijkt, zeker als hij op het spoor was van fraude, steevast uitgevoerd door de penningmeester of de directeur, beleefde hij spannende tijden. "Ik werk om te leven, ik leef niet om te werken," zei hij vaak. Dit cliché had natuurlijk alle waarschuwingslichten moeten doen branden, maar Els had niet door dat deze zin een bezwering was, geen weergave van de werkelijkheid.
Hun eerste grote probleem was dat Jaap onvruchtbaar bleek. Ze hadden ziekenhuizen afgelopen, bijeenkomsten van Jomanda bezocht, geneukt met kalender en klok bij de hand maar niets had geholpen. Jaap had eenvoudigweg geen levende zaadcellen. Het had een tijd geduurd voor ze erachter waren dat de onvruchtbaarheid bij hem lag: iedereen ging ervan uit dat Els onvruchtbaar was. Stiekem vond ze dat niet eens erg, want ze hield niet van kinderen. Niet van allemaal, tenminste. Niet van de verwende, schreeuwende krengen van haar zuster die ze op verjaarsfeestjes tegenkwam en ook niet van de hangjongeren bij de school in haar buurt. Zo'n kleine peuter, die maar nauwelijks op zijn benen kon staan en wat voortwaggelde en steeds weer omviel, die vond ze leuk, maar altijd als ze vertederd dreigde te raken, stelde ze zich voor dat zo'n kind heel snel opgroeide tot zo'n jongen met de baard in de keel die alle kanten uitgroeide en pukkels had, wekenlang in dezelfde onderbroek liep en op het schoolplein ging hangen. Soms werd haar angst daarvoor zo groot, dat ze blij was als ze weer ongesteld werd. Dat liet ze niet merken aan Jaap. Zijn leven was pas compleet als hij een zoon zou hebben. Een zoon, geen dochter, daar had hij het nooit over. Dat had de volgende alarmbel moeten zijn die afging.
Toen eenmaal duidelijk was dat Jaap de onvruchtbare was, overwogen ze kunstmatige inseminatie. Els durfde dat voor te stellen, omdat ze wist dat Jaap daar nooit mee akkoord zou gaan. Dat bleek al snel: "Een kind van een andere man? Nooit van mijn leven!" had hij uitgeroepen. Daarna had hij wel gevraagd of de kinderloosheid voor haar een groot probleem vormde, maar zij had gezegd dat ze ermee kon leven, dat het zwaar was, maar dat ze dit kruis maar moesten dragen ze hadden immers elkaar en een kind was niet de enige voorwaarde waaronder je gelukkig kon worden.
Eleanor werd steeds nieuwsgieriger hoe ze toch aan die Jaap was geraakt: de twee leken immers helemaal niet bij elkaar te passen. Els vertelde dat ze in haar jonge jaren ernstig in de war was geweest. Halverwege de jaren zeventig volgde ze het ene gevoel na het andere en dat leidde tot een zeer onrustig leven. Als ze erop terugkeek, leek het alsof ze jaren op haar rug had doorgebracht in het bed van een naamloze geliefde of in een met rode lampen verlichte kamer waarin veertien mensen lagen te blowen. Ze was student, maar dat ze ooit had gestudeerd kon ze zich niet herinneren. Nadat ze heel vaak was gezakt voor haar tentamens had ze haar studie wiskunde eraan gegeven en was ze naar de Sociale Academie in Driebergen gegaan. Ook daar had ze niet veel meer gedaan dan op haar rug liggen. Toen ze na jaren heel erg moe werd, en haar nog lange leven zich als een woestijn voor zich uitstrekte, ze kon alleen maar omkomen van de dorst en er was geen enkel richtpunt, had ze Jaap ontmoet op het veertigjarig ambtsjubileum van haar vader. Hij was betrokken bij het accountantskantoor van haar zaak. Ze vond hem een lieve jongen, en een verademing naast alle zogenaamd feministische mannen met wie ze in bed en op zitkussens had gelegen. Het duurde niet lang voordat ze was getrouwd.
Niet lang nadat duidelijk was geworden dat Jaap onvruchtbaar was, had hij zijn baan opgezegd en was hij voor een beleggingskantoor gaan werken. Hij werkte met opties. Dat was heel hectisch maar kennelijk ook heel spannend, want als hij thuis was, deed hij niets anders dan beurskoersen volgen. Hij begon andere eisen aan haar te stellen. Ze moest zich representatiever kleden. Ze moest in gezelschap van zijn collega's, die hij vaak mee naar huis nam, niet gedragen als een geitenwollen sok. De uitdrukking was van hem. In die tijd gaf ze nog Neuro-Linguistische therapieën aan managers en mensen met een kink in hun creatieve stroom en hij eiste dat zij daarmee ophield. Aanvankelijk weigerde ze verbouwereerd. Ze voelde de grond onder zich wegzakken, alsof ze met iemand was getrouwd die ze nu pas goed leerde kennen en waarschijnlijk was dat ook zo. Of misschien waren er altijd al twee kanten aan Jaap geweest en had ze verzuimd de kant die zich nu zo sterk openbaarde te zien. Dat bracht haar zo van haar stuk, dat ze inderdaad moest stoppen met therapie geven. Voortaan zat ze thuis, in afwachting van Jaaps thuiskomst, in angstige afwachting, als ze er op terugkeek.
Eleanor werd woedend om dit weggegooide leven. Ze wilde iemand de schuld geven, en Jaap was de eerst aangewezene, maar ze wist dat dit onterecht was. Els had zich moeten ontworstelen, en niet afwachten tot Jaap haar in een inrichting had gedwongen. Els had het heft in eigen handen moeten nemen en Jaap moeten verlaten.
En ik dan, vroeg het teringwijf in haar binnenste keer op keer, ben ik niet veel te lang doorgegaan met het waden door de grauwe mist? Was mijn hele leven niet een soort isoleercel waar ik bedwelmd lag te wachten op mijn bevrijding? Ze zag Harry voor zich, zoals hij zich 's morgens loom aankleedde en 's avonds de verhalen uit het ziekenhuis vertelde, daarbij nooit vergetend zijn eigen heroïsche rol te benadrukken. Nu had ze het achter zich gelaten, had de stroom van het niets doorbroken, maar hoe lang had dat niet geduurd. Waarom weten we niet als kind al hoe snel de jaren voorbijgaan en dat gemiste kansen nooit terugkeren maar voor altijd gemist zijn en bepalen hoe de jaren die volgen zullen verlopen?

Na het eten op zondagavond reden ze naar Eleanors huis. Zij had bepaald dat Els voorlopig in Soestduinen zou logeren, want waar moest ze anders heen. De rit verliep zwijgend. Het weekend was zo buiten alle werkelijkheid geweest dat ze moeite hadden daarnaar terug te keren. De confrontatie met de rest van de wereld zou spoedig volgen en het zag ernaar uit dat die niet aangenaam zou zijn.
Toen ze het pad naar de garage opreden, keek Eleanor Els aan. "Nou, daar gaat-ie dan, denk erom, we krijgen van alles over ons heen maar we houden voet bij stuk."
Zodra ze de gang in liep, kwam Harry haar tegemoet. Hij droeg zijn zondagse slobberbroek en een verschoten T-shirt, hetgeen erop wees dat hij geen dienst had gehad of nog kreeg vanavond.
"Waar ben je verdomme geweest!" riep hij uit. "Frederik heeft nog gebeld, dat heide-weekend van jullie is afgeblazen nadat die terrorist was gearresteerd en hij wou weten hoe het met je ging!"
Hij zweeg, leek op dat moment pas Els op te merken. "En wie is dat?" vroeg hij onhoffelijk. Meestal was hij niet zo onbeleefd. Wel tegen zijn patiënten maar dat waren geen mensen, dat was een verzameling vlees waarin gesneden moest worden. Toen zij hem daarmee had geconfronteerd, had hij gezegd dat het wel meeviel maar dat het nodig was om een zekere afstand te bewaren tot zijn patiënten anders kon hij ze godsonmogelijk opereren.
"Dit is Els," antwoordde Eleanor. "Zij komt hier voorlopig wonen. Zij is mijn vriendin en ik ga verder met haar door het leven. We blijven hier tot we een andere oplossing hebben. Of misschien wil jij vertrekken. Maar dat zal wel niet."
"Ho even!" Harry greep naar zijn hoofd. "Wat zeg je nu allemaal. Frederik liet al zoiets vallen, van dat je niet helemaal in orde bent de laatste tijd. Hoezo komt zij hier wonen? Nee, dat kan niet."
"Laten we eerst even naar de kamer gaan, hier in de gang praat het zo lastig. Al valt er niet heel veel te praten."
Toen ze gedrieën in de kamer zaten, keek Harry ongemakkelijk om zich heen. Hij wist niet of hij moest huilen of bulderend van woede moest uitvallen.
"De situatie is zo, lieve Harry, ik ga je verlaten, of beter gezegd, ik heb je al verlaten. Het is alleen nog een kwestie van de praktische zaken regelen."
"Maar waarom dan? Heb ik een vriendin? Doe ik je financieel tekort. Vertel dan wat ik fout heb gedaan in jouw ogen. Wat jij fout hebt gedaan is wel duidelijk! Je bent de laatste tijd schromelijk tekort geschoten als echtgenote en als moeder! Van Mariska, die belde gisteren nog om te overleggen over die taxikosten, hoorde ik dat de buurvrouw hier laatst zat met ontblote borsten! Die siliconentrut van hiernaast nota bene! Je bent duidelijk niet in orde! Frederik heeft dat goed gezien. Stuur dat mens weg en probeer tot rust te komen. Ik heb nog wel wat pillen voor je, kan ik zo aankomen, dat weet je, die pillen liggen voor het grijpen in het ziekenhuis en geen haan die ernaar kraait."
"Dat mens over wie je het hebt, is toevallig wel mijn huidige levenspartner en naar alle waarschijnlijkheid mijn toekomstige vrouw! Heb je die taxikosten trouwens betaald voor Mariska? Zal wel weer, zo worden die kinderen nooit volwassen!" Dat laatste was een beetje oneerlijk. Nog geen week geleden zou ze de kosten zelf hebben betaald. En nog een kleinigheid erbovenop gegeven hebben ook.
"Inderdaad! Die heb ik betaald! Want ik geef nog wel om mijn kinderen! Ik hang niet de sloerie uit en ik kom niet doodleuk vertellen dat ik een punt zet achter een evenwichtig huwelijk!"
"Evenwichtig, wat je zegt. Doodsaai! Ons huwelijk is uitgeblust en dat moet jij ook voelen. Hoewel, soms vraag ik me af of je wel in staat bent om iets anders te voelen dan het zweet dat langs je reet druipt tijdens een operatie."
"Gek! Je bent gek!" schreeuwde Harry. Voordat Eleanor besefte wat er gebeurde was hij op haar toegelopen met gebalde vuist en had Els hem gevloerd door zijn arm achter op zijn rug te draaien en hem op de grond te dwingen. Terwijl ze haar knie in zijn rug plantte om hem in bedwang te houden, haalde ze haar schouders op.
"Sorry hoor, het moest even. Ik kan niet aanzien dat iemand jou slaat."
"Laat me los, trut!" kermde Harry. "Je doet me pijn! Als je mijn arm blesseert, vermoord ik je. Als ik door jouw schuld straks niet meer kan werken, zul je ervan lusten. Je hele leven ruïneer ik, versta je me, je hele leven!"
Els drukte haar knie nog wat steviger aan en draaide zijn arm nog een keer om.
"Ik laat je los als je belooft je rustig te houden," zei ze. Harry gromde iets onverstaanbaars. Zoals altijd zou hij eieren voor zijn geld kiezen, dacht Eleaonor en zo gebeurde het ook.
"Ik doe niks, maar laat me gaan," zei hij.
Toen hij overeind was gekomen, keek hij Eleanor vernietigend aan. Hij had wel iets van Rob Buitelaar zo, vond ze. Ze besefte dat er deze avond niet veel met Harry te overleggen viel en als ze eerlijk was, moest ze bekennen dat ze hem wel wat rauw op het dak was gevallen met de aankondiging van de scheiding. Maar bij sommige mensen gaat het gewoon niet anders, die kun je de dingen alleen op heel duidelijke manier vertellen anders dringt het niet door. De telefoon ging. Eleanor nam op. Frederik.
"Godzijdank dat ik je te pakken krijg," verzuchtte hij. "Ik heb je het hele weekend proberen te bellen, maar je was er niet. Harry wist ook niets. Ik dacht dat het te maken had met de terroristenzaak van Buitelaar. Daar wilde ik je over spreken. Hij zit nog steeds vast. Er zijn ernstige vermoedens dat hij het echt gedaan heeft, dat hij van plan was om de minister te vermoorden. Kan je je dat voorstellen? De berekende voorbereiding! Jaren en jaren heeft hij bij ons gewerkt, waarschijnlijk met alleen dat doel voor ogen. En wat ik ook heb gehoord: het schijnt dat jij alles op het spoor bent gekomen. Zoiets liet de politie tenminste vallen al waren ze er niet al te duidelijk over. Waarom heb je mij nooit iets verteld, Eleanor? Ik weet wel, je kan niet voorzichtig genoeg zijn in dat soort gevallen, maar mij kun je toch wel vertrouwen? Als hoofd van de afdeling had ik moeten weten wat zich onder onze ogen afspeelde. Stel je toch eens voor dat het was gebeurd, dat hij inderdaad de kans had gezien de minister te vermoorden. Stel je toch eens voor! Dat had gemakkelijk kunnen gebeuren, want jij had bepaalde aanwijizingen over het hoofd kunnen zien, dat je niet alles goed had doorgegeven aan de AIVD bedoel ik. Alleen het toeval heeft ons voor een ramp behoed. Ik wil dat je nooit meer zoiets voor mij verzwijgt, Eleanor, nooit!" Hij pauzeerde. Eleonor gaf geen antwoord. "Goed," ging hij verder. "Ik ben toch enigszins opgelucht door dit gesprek. Het heeft toch zin gehad. Ik verwacht je morgen om tien uur op kantoor, Eleanor. We moeten dit bespreken. Eerst onderling, dan met de afdeling." Zonder een reactie af te wachten, hing hij op.
Harry was in een stoel gezakt en keek wezenloos voor zich uit. Al zijn krachten had hij aan zijn uitval besteed en hij leek nu pas goed te beseffen wat hem boven het hoofd hing. Hij was er de man niet naar om dat toe te geven. Oh nee, hij niet. Harry was foutloos, en onschuldig. Er kon geen fout zo grof zijn, of hij had er wel een excuus voor. Eleanor herinnerde zich heel goed de keer dat een jongen van twintig onder zijn handen was overleden. De jongen onderging een eenvoudige operatie aan zijn enkel, maar Harry had een slagader geraakt en doordat hij op dat moment in discussie was met een co-assistent over de voetbalwedstrijd van de vorige avond had hij dat niet tijdig opgemerkt. De jongen bleef er dus in. Natuurlijk had ze die informatie niet van Harry zelf. Dat had ze later gehoord, van een verpleegkundige die overstuur had opgebeld en haar hart had gelucht. Harry beweerde dat de jongen een zeldzame afwijking aan zijn aderen had die hij als arts onmogelijk had kunnen voorzien. Het was heel tragisch allemaal, maar hij kon er niets aan doen. Hij was zelfs verontwaardigd geweest toen de ouders van de jongen bij het ziekenhuis hadden aangedrongen op nader onderzoek. Zij vertrouwden het namelijk niet en dat was Harry teveel. Wat hij zei moest geloofd worden. Wat hij zei geloofde hij zelf. Dat iemand aan hem twijfelde was ondenkbaar. De directie van het ziekenhuis, die was ingelicht door dezelfde verpleegkundige, had er alle belang bij om de zaak in de doofpot te stoppen. De reputatie van het ziekenhuis stond immers op het spel? De verpleegkundige was niet lang daarna ontslagen, de enige manier om haar monddood te maken. Als reden voor het ontslag was opgegeven dat ze niet in de organisatie paste. Succes verzekerd.
In dit geval zou hij zijn scheiding aan haar wijten. Daar was ook wel aanleiding toe, omdat zij er tenslotte vandaar ging met een ander, maar dat was slechts de aanleiding. De oorzaak lag in zijn ongeïnteresseerde houding tegenover haar en zijn gebrek aan inspanning om toch nog iets van het tanende huwelijk te maken. Of moest ze de fout toch bij zichzelf zoeken? Fout, wat voor fout, er was helemaal geen sprake van een fout. Ze moest ermee ophouden om in die beperkte kaders te denken. Die waren haar ingegeven door haar opvoeding, haar omgeving - neem alleen al de dagelijkse aanblik van al die vrouwen-van - en door haar huwelijk met een man uit het allerconservatiefste establishment. Die kaders moest ze doorbreken, alles was nu anders. Er was Els en er was vrijheid. De volgende dag zou ze nog wel naar het ministerie gaan, maar daarna niet meer. Ooit zou ze het huis in Soestduinen verlaten voor een andere omgeving, een omgeving waar zij en Els beter pasten maar niet direct.
"Mijn moeder zit nog steeds thee te drinken op haar kamer!" riep Harry plotseling uit. "Vanaf vanmiddag al! Dat komt er van, van dat wachten op jou en dan nog al die telefoontjes van Frederik en het toenemende terrorisme!" Hij stoof naar boven.
Het duurde niet lang voor hij met zijn moeder aan de arm weer beneden was. Zij was in de negentig, geestelijk nog een dertigjarige, maar lichamelijk mankeerde ze het een en ander. Zo kon ze slecht lopen en had ze een hekel aan beweging gekregen. Logisch als je zoveel moeite moet doen om een beetje vooruit te komen. Als er niemand in de buurt was die haar aanspoorde bleef ze gewoon zitten. "De dood komt wel naar me toe," zei ze als iemand er een opmerking over maakte. "Die hoef ik niet op te zoeken." Dat een wandeling naar de keuken iemand zelden het leven kostte, overtuigde haar niet. Ze bleef gewoon zitten waar ze zat. Dat was ook nu weer gebeurd.
"Kijk moeder," zei Harry vals. "Daar is dus mijn vrouw. Eindelijk weer terug van haar wilde omzwervingen terwijl ze het weekend had moeten doorbrengen met haar gezin. En weet je wat het mooiste is? Ze heeft haar vriendin meegenomen! Ja, mijn vrouw, dat voorbeeldige meisje van voorheen, met die goede achtergrond, die goede moeder voor haar kinderen, is lesbisch geworden. Zij wil met die vrouw daar door het leven, en dat heeft ze me zojuist koelbloedig meegedeeld. Alsof onze liefde niet meer telt! Alsof huwelijkstrouw nergens meer voor staat!"
Zijn moeder ging zitten en keek Els en Eleanor geamuseerd aan. Haar ogen twinkelden. Ondanks de diepe groeven in haar gezicht leek ze even een schoolmeisje.
"Gut kind, ben je lesbisch geworden? Wat enig! Ik heb altijd al een lesbische schoondochter willen hebben!" Ze pauzeerde even en er ontstond een denkrimpel op haar voorhoofd. "Tja, dat is toch moeilijk, eigenlijk, zeker als je alleen maar zoons hebt." Ze keek opgelucht op. alsof ze zojuist het buskruit had uitgevonden. "Maar het is me nu dan toch gelukt! Zonder dat ik het erop aangelegd heb. Zo gaat het nu altijd in het leven, als je de dingen niet te erg forceert, niet probeert te krijgen wat je niet krijgen kunt, komt het vanzelf naar je toe. Kom in mijn armen, kinderen!"
"Moeder! Ik ben je kind! Je kunt toch niet zomaar goedvinden wat Eleanor mij aandoet! En haar kinderen! Ze is tegenwoordig zo onverschillig dat ze ze zelfs per trein laat reizen naar Utrecht! Terwijl ze weet hoe gevaarlijk dat is. Wat kan er niet allemaal gebeuren tussen Soest en Utrecht. Die zelfmoordterroristen hebben het altijd gemunt op die drukke lijnen."
"Harry, hou op, dram niet zo door. Ik heb je teveel verwend, maar ja, vroeger was je zo'n schattig jongetje. Daar kon ik gewoonweg niet tegenop, tegen die vertedering. Maar nu is het wel genoeg geweest en zo vertederend ben je trouwens niet meer. Nou, meisjes, waar wachten we op. Kom in mijn armen!" Eleanor en Els keken elkaar aan en liepen toen op Moeder toe. Ze lieten zich hartelijk omhelzen en accepteerden de natte zoenen op hun wangen gelaten. Erg prettig was het op zich niet, al waren ze allebei geroerd door het hartelijke welkom.
"Let maar niet op die pislucht van mij," ging Moeder voort. "Dat komt omdat Harry me al die tijd boven heeft laten zitten. De badkamer is me net iets te ver en dan laat ik het maar lopen. In het verpleeghuis doe ik dat ook als zo'n zuster niet op tijd is. Hebben ze lekker wat te doen. Ik was even vergeten dat hier geen zuster is. Maar een verschoninkje zou ik wel kunnen gebruiken, Harry."
"Gek, zijn jullie, allemaal, hartstikke gek," zei Harry. "Kom, moeder, dan breng ik je terug naar het verpleeghuis. Mijn vrouw en ik hebben nog het een en ander te bespreken, En jij," sprak hij tegen Els. "Jij kunt nu ook wel vertrekken. Dat zou wel zo beleefd zijn. Ik wil met mijn vrouw alleen zijn, daar heb ik recht op als haar man."
"Bedaar toch eens, jongen," zei Moeder. "En geef me een schone luier. Ik peins er niet over om te vertrekken. Het wordt juist leuk nu Eleanor thuis is, en dan nog met haar nieuwe vriendin. Wat een ogen heb je trouwens, meisje. Ze doen me aan iemand denken. Het zijn beroemde ogen, al weet ik niet zo gauw waar ze beroemd in zijn."
Harry hielp zijn moeder grommend met opstaan en nam haar mee naar de eerste badkamer, die beneden was. Boven waren er nog twee.
"Wat een enig mens," fluisterde Els. "Wat doet zij nou in een verpleeghuis? Daar is ze toch veel te goed voor?"
"Dat heeft Harry zo geregeld," zei Eleanor. "Zodra ze enige tekenen van verval begon te vertonen, heeft hij dat verpleeghuis voor haar geregeld. Hij wilde er alles aan doen om te voorkomen dat hij voor haar moest zorgen. Ik wilde haar in huis nemen, ruimte zat hier, maar daar voelde hij niet voor."
"Nou, dan nemen wij haar toch in huis?"
"Hmmmm, als we zo'n groot huis konden vinden. Vergeet niet, we hebben straks nauwelijks nog inkomen, want ik hou op met werken en jij hebt ook geen werk. Nee, ik zou er wel voor voelen, maar ik zou niet weten hoe we dat zouden moeten regelen."
"Geen inkomen? Natuurlijk wel! Ik krijg nog een forse schadevergoeding van Jaap, want reken maar dat hij zal gaan boeten voor die insluiting en jij hebt toch recht op alimentatie. Je hebt immers altijd de carrière van je man ondersteund. Daar mag best wat tegenover staan."
Eleanor dacht hierover na. Het idee van een riant inkomen zonder ervoor te hoeven werken, was best aantrekkelijk, maar eigenlijk druiste het in tegen haar principes. Een vrouw moest zelfstandig kunnen leven, en niet afhankelijk zijn van het inkomen van een man. Tot nog toe was ze altijd min of meer afhankelijk van Harry geweest, want van haar salaris alleen had ze immers nooit het huis kunnen onderhouden, maar toch... Alimentatie was iets heel anders. Dan bond je een man aan je waar je eigenlijk vanaf wilde. Aan de andere kant was het een aantrekkelijk vooruitzicht om Moeder in huis te hebben. Ze stond in dubio, maar ach, een beslissing hoefde niet direct te worden genomen.
Harry kwam weer met moeder de kamer in. Hij was een andere man geworden in die korte tijd. Zijn adellijke voorkomen en uitstraling waren verdwenen. Ineens stond er een oude man in de kamer. Duidelijk was dat tot hem door begon te dringen dat hij de situatie niet met gezag en woorden naar zijn hand kon zetten, maar dat hij was overgeleverd aan de wil van Eleanor. Waarschijnlijk was het voor het eerst in zijn leven dat hij zijn zin niet kon krijgen. Hij zette zijn moeder weer neer in haar favoriete stoel en bleef zelf staan met zijn handen in zijn zakken.
"Zo, dat voelt lekker, zo'n schone broek. Ik voel me net een babietje, maar vertel eens, meisjes, hoe hebben jullie elkaar ontmoet? Tijdens het dansen? Oh nee, daar zijn jullie nu ook weer niet jong genoeg voor."
"Tijdens het liften. Uw schoondochter heeft mij opgepikt toen ik stond te liften."
"Liften? Dat heb ik nou ook altijd eens willen doen. Lijkt me buitengewoon spannend, wie je meeneemt enzo. Misschien wel een enge griezel, dat heb ik op televisie weleens gezien, leek het een hele gewone man maar dan vermoordde hij zo'n vrouw met een mes, of met iets wat in zijn auto lag, een krik of iets anders. Mannen hebben altijd zoveel in zo'n auto, daar wordt een normaal mens geen wijs uit. Maar ik dwaal een beetje af. Sorry, kinderen. Op mijn leeftijd gaan de gedachten veel sneller. Ze verdringen elkaar om eruit te mogen want voordat ze het weten is het te laat. En dan wordt het wel eens een beetje warrig, natuurlijk. En Eleanor, je gaat nu scheiden van Harry. Heeft mij ook altijd zo leuk geleken, scheiden. Al dat drama, je voelt je vast een soort Ingrid Bergman of Sophia Loren, die scheiden immers ook altijd al is het maar in de film. Al schijnt die Sophia diverse mannen te hebben gehad. Dat snap ik dan weer niet. Ben je eenmaal gescheiden en dan ga je weer trouwen. Dan weet je het zo onderhand wel, zou je zeggen. Maar nee hoor, ze beginnen gewoon weer opnieuw."
"Moeder, je begint te raaskallen!" riep Harry uit.
"Wat wil je, jongen, jij hebt het hele weekend geen boe of ba tegen me gezegd. En ik moet ook wel eens mijn verhaal kwijt, hoor!"
Harry stampvoette als een peuter. "Ik heb er genoeg van! De hele avond al heb ik een stel gekke wijven om me heen! Jullie zijn allemaal hartstikke gestoord! Mijn moeder voorop! Een demente ouwe gek is het anders niet!" Zich bewust van wat hij had gezegd, zweeg hij abrupt. Hij staarde naar de grond alsof hij zo achteraf nog kon voorkomen dat iemand hem hoorde.
"Bedaar, jongen, zo praat je niet tegen je moeder. Die je altijd in de watten heeft gelegd. Die gesappeld heeft op haar eigen knieën met een boenlap in haar hand. Die jouw vader verdragen heeft alleen maar om haar zoons te laten studeren, zodat ze niet zelf met hun knieën op een vloer moesten boenen of nog erger, op straat. Stratenmaker, dat had je ook nog kunnen worden. Je neef Karel is dat geweest, die is nog geen zestig en hij heeft een totaal versleten rug. En een flatje zonder lift waar je je kont niet kunt keren. Dat had met jou ook kunnen gebeuren, hoor je, heel gemakkelijk." Moeders wangen werden rood van opwinding. "Je eigen moeder! Je eigen moeder! Stank voor dank, zeggen ze dan, maar dat zeg ik niet. Oh nee, ik weet wel dat je me geen dank verschuldigd bent alleen omdat je me op de wereld hebt gezet, maar dat wil nog niet zeggen dat alles me rauw op het dak valt, heel rauw valt het op mijn dak als ik te horen krijg van jou dat ik niet goed bij mijn hoofd ben. En dat alleen omdat ik af en toe wat zeg. Ik zit de godganse dag in die kamer in dat verpleeghuis, hoor. En ik zie alleen de zusters, van die jonge wichten, die heus wel aardig zijn, maar af en toe heb je behoefte aan gezelschap van je eigen familie, en dat je dan eens een woord teveel praat, dat moet je dan niet kwalijk worden genomen. Het is een goed verpleeghuis, en je betaalt er vast veel voor, maar het is er wel eenzaam."
"Zou u niet liever bij ons willen wonen?" zei Els.
"Nou wordt-ie mooi!" riep Harry uit. "Bij ons! Alsof ze hier al jaren woont! Alsof ik haar niet zo meteen het huis uitdonder en haar vermoord als ze niet maakt dat ze wegkomt!"
"Harry, hou je mond! Laat dat meisje uitpraten. Ik vind het helemaal geen gek voorstel!" zei moeder. Haar blik was hoopvol.
"Nu je het zegt, Els," zei Eleanor bedachtzaam. "Dat zou een oplossing kunnen zijn. Lijkt me een goed idee. We denken er nog verder over, maar voorlopig blijft u maar hier. Die verpleeghuiskamer kunnen we altijd nog opzeggen."
"Kind toch, kind.." Moeder begon zachtjes te huilen. Even maar. "Sorry dat ik me zo aanstel, ik lijk wel een oud wijf, wat zeg ik, ik ben een oud wijf, nog erger dus. Maar natuurlijk wil ik graag blijven!"
"Dit is een overval!" schreeuwde Harry. "Muiterij! Een verkrachting!" Hij verliet de kamer en bij het sluiten vloog de deur haast uit de sponning, zo hard sloeg hij hem dicht. Ook de voordeur werd met een kwak dichtgeslagen.
"Zo, dames, daar moet een glaasje op worden gedronken," zei Eleanor. Ze haalde de fles jenever tevoorschijn en schok voor hun alledrie een glas in. Ze zorgde ervoor dat het goed gevuld was.

Maandag. De dag die God niet had moeten maken, maar het was toevallig wel de eerste dag geweest waarop Hij begonnen was met de uitvoering van zijn onzalige plan: het scheppen van de wereld. Zo zag je maar dat de maandag al in voorwereldlijke tijden een saaie, grauwe dag was geweest. De maandag was al onverdraaglijk voor hij bestond, want hoe was God anders op het idee gekomen om een bol te scheppen waarin louter moord en doodslag heerste, waarin het een kwestie was van vreten of opgevreten worden. Dat kon Hij alleen hebben besloten in een moment van uiterste verveling, van verschrikkelijke hopeloosheid. Die maandag, die vooraf gang aan alle dagen tot het einde der tijden, had het begin ingeluid van een gruwelijk plan.
Eleanor wist dat ze dat God niet kwalijk kon nemen. Want bij wie moest je Hem ter verantwoording roepen? Wie was er voor God geweest? Of had Hij ook zichzelf geschapen. Ze kwam er niet uit en fietste door de druilerige regen naar het instituut. De vorige avond was gezellig genoeg geweest, met Els en Moeder. Frederik had zich niet meer vertoond al was hij wel thuisgekomen. Ze had hem diep in de nacht op de overloop gehoord. Nu echter was alle glans en glorie die haar het hele weekend hadden omringd verdwenen. Haar haar stond op half zeven, ze voelde zich vet en slodderig, de spiegel had een oude vrouw met wallen onder haar ogen laten zien en haar hoofd zat vol met dofmakende watten. Toen ze vertrok, sliep Els nog. Moeder uiteraard ook: die stond zelden op voor elf uur. Ze zou haar bed wel weer hebben onder gepist. Vreemd, normaal gesproken vond ze Moeders weigering om de moeite te nemen naar de wc te lopen charmant en prettig eigenzinnig, maar nu stoorde ze zich eraan. Het was natuurlijk ook wel wat anders of je een verpleegster kon roepen om de rotzooi op te ruimen of dat je het zelf moest doen. Het stond vast dat daar verandering in moest komen. Had ze er wel goed aan gedaan om haar in huis te nemen? Gisteren leek het zo'n geweldig idee, maar nu twijfelde ze. Ze mocht haar graag maar nu de kinderen volwassen waren, had ze niet zoveel zin in zorgtaken.
Toen ze bij het instituut aankwam, stond Timotes voor de portiersloge te roken. Hij glimlachte met dat geniepige glimlachje dat het volk zo eigen is sinds de moord op Pim Fortuijn. Althans het volk dat zichzelf tot volk heeft benoemd en iedereen buitensluit.
"Er is er weer een gepakt, hè?" grauwde hij. Zoals alles aan hem was ook zijn stem onaangenaam: een krakend geluid dat ergens diep vanuit zijn stinkende maag kwam, dat niet tot doel had te communiceren met de buitenwereld, maar die af te katten en te sarren.
"Ik begrijp niet wat u bedoelt," zei Eleanor zo afgemeten mogelijk.
"Die flikker, in die apenpakjes die hier altijd rondloopt, die hebben ze gepakt, zo'n geitenneuker was hij, al is hij dan blond. Of tenminste, hij is geen buitenlander, die kleur zal wel niet echt zijn. Zo'n mietje blondeert zijn haar natuurlijk."
"Ik vind wel dat u zich erg ongenuanceerd uitlaat. En bovendien kwetsend."
"En jij hebt het ontdekt, heb ik gehoord. Dat is geheim, maar je bent Kees Timotes of niet dus ik weet het toch. Jij hebt hem al die tijd al in de smiezen gehad!"
"Daar laat ik me liever niet over uit."
"Nou, toch is het zo. Jij bent een held! Ze hadden er wel achter kunnen komen dat jij hem door had. En reken maar dat ze je dan hadden gekeeld. Wat ze met een schaap doen op hun balkons doen ze even gemakkelijk met mensen!" Even schemerde er iets van bewondering over zijn groezelige gezicht. Ze rilde ervan. Als zij binnenkort onverhoopt mocht komen te overlijden, zou hij vast gaan collecteren om haar in een praalgraf te kunnen leggen. Ze moest maar opschrijven wat ze wilde na haar dood. Voor alle zekerheid. Ze mocht er dan niet bij zijn, misschien, maar zoiets zou toch behoorlijk gênant zijn.
"Ik ben zeer zeker geen held. En ik zou het op prijs stellen als u hierover verder zweeg. Alles wat hierover naar buiten komt, kan ons instituut in gevaar brengen."
"Van Kees Timotes hoort niemand iets, ik kan zwijgen, anders zou ik niet in deze positie zitten."
"Nee, vast niet." Eleanor liep snel door. Als Timotes wist dat zij Buitelaar had aangegeven, wist het hele instituut het, en als het hele instituut het wist, stond het vanavond, uiterlijk morgen, in de krant. Tot nog toe was er geen publiciteit over de aanhouding geweest, maar die kon niet lang meer uitblijven.
Haar benen waren zwaar toen ze de afdeling op liep. Ze had er heel wat voor over gehad om deze dag over te slaan en aan morgen te beginnen, als haar nieuwe, vrije leven begon. Maar door sommige dingen moest je nu eenmaal heen. Als investering en om erger te voorkomen.
Het was nog vroeg - tien uur - maar Frederiks was er al. Ze hoorde zijn bulderende stem door de gang. Hij zat aan de telefoon. "Natuurlijk, Hans, wij lossen het op! En er komt helemaal niets naar buiten. Niets lekt uit, wij hebben hier geen lekken, ik sta voor de volle honderd procent voor mijn medewerkers in!"
Dat moest er nog bijkomen, dat de minister zelf er zich mee ging bemoeien. Misschien werden alle medewerkers wel in quarantaine gestopt! Het stond al bijna vast dat hen een spreekverbod werd opgelegd. Daar was de minister steeds sneller mee de laatste tijd.
Ze ging naar haar kamer en bekeek de stapels rapporten die keurig gerangschikt op haar bureau lagen. Om wat te doen te hebben, nam ze de bovenste van tafel: het rapport over veiligheidsbeleid van Rob Buitelaar. Ze zette er "spoed" op en legde het weer terug.
Aleid kwam binnen. "Frederik wil dat we nu komen," zei ze. "En hij is nog drukker en lawaaiiger dan anders dus bereid je maar voor op een lange en vermoeiende sessie.

Toen Eleanor de vergaderzaal binnenkwam, was iedereen er al op Frederik na. Die belde nog met de minister en dat ging natuurlijk voor. Mordechai knipoogde naar haar en dat vond ze enigszins verontrustend. Was het mogelijk dat hij wist hoe de vork in de steel zat? Of was hij gewoon blij om de arrestatie van Rob Buitelaar? Jannie zat te breien aan iets zwarts zonder duidelijke vormen. Een omslagsjaal misschien. Haar ogen waren rood. Ze had gehuild. Dirk zat afwezig poppetjes te tekenen.
"Nu we toch bij elkaar zijn," begon Jannie "Wil ik even het weekend doornemen. Dan lijken we nog even een normaal kantoor en we zullen het nog zwaar genoeg krijgen. Ik wil het zusjesgevoel graag gestalte geven, waar we het vrijdag over hebben gehad." Ze keek om zich heen. Niemand reageerde.
"Ik heb het heel fijn gehad met mijn kinderen," vervolgde ze. "Maar ik heb wel moeite gehad om de gebeurtenissen van vrijdag van me af te zetten. Rob was toch een van ons, en dat hij dan zoiets gedaan heeft, of wilde doen, ik weet eigenlijk niet hoe ik het moet uitdrukken, het was ontluisterend, net toen we op het goede pad zaten. Ik had het gevoel dat ons gezinnetje, ik bedoel ons werkgezinnetje, in al zijn prilheid uiteen werd geslagen." Weer keek ze om zich heen. "Hebben jullie dat nou ook?" vroeg ze. Mordechai haalde zijn schouders op. "Ik ben gewoon gaan vissen," zei hij. "Buitelaar is een afgesloten hoofdstuk voor mij, al zal Frederik daar anders over denken." Op dat moment kwam Frederik binnen. Zonder inleiding stak hij van wal: "Ik heb net Hans even gesproken." Hij keek om zich heen om zich er van te vergewissen dat het tot iedereen doordrong dat hij de minister bij zijn voornaam aansprak, een feit waar hij bijzonder trots op was. Zijn medewerkers lieten echter niets blijken en wachtten het vervolg af. "Hans wil dat de aanhouding van Rob Buitelaar niet bekend wordt. Ik heb hem ervan kunnen overtuigen dat dat niet zal lukken. Elke aanhouding van een terrorist komt uitgebreid in de media. Dat kan al pijnlijk genoeg zijn: hoe heeft een instituut als dit maandenlang, wat zeg ik, jarenlang, zo iemand onder zich kunnen dulden zonder door te hebben met wat voor plannen hij rondliep. Dat we het hebben opgemerkt is natuurlijk te danken aan Eleanor, dat we het te laat hebben gemerkt is te wijten aan haar nalatigheid om haar vermoedens meteen te melden."
Ja, nogal wiedes, dacht Eleanor, ik was pas vorige week op het idee gekomen. Ze reageerde niet op Frederiks verwijt.
"Maar het is toch fijn dat ze zo oplettend is geweest," riep Jannie uit. "Ik denk dat zij het niet eerder gezegd heeft omdat ze ons niet onnodig bezorgd wilde maken, dat ze het eerst zeker wilde weten. Dat is toch te prijzen in haar."
"Misschien, misschien," zei Frederik. "Ondertussen speelt wel het feit dat we in de moeilijkheden zitten. Want ga maar na: als de pers er lucht van krijgt, gaan ze spitten, staat er morgen een grote kop in de Telegraaf: Ministerie betaalt terrorist voor beveiligingsonderzoek. Daarom wil ik voorstellen dat niemand tot nader orde met de pers mag spreken, niemand behalve ik. En Eleanor, jij al helemaal niet. Jou zullen ze wel opzoeken. Gelukkig is je naam nog niet naar buiten gekomen. Ik wil dat je je vanaf vandaag ziek meldt, of nee, misschien is het beter dat ik je gewoon verlof geef, zo'n ziekmelding kan ook al verdacht zijn. En Aleid, jij zoekt vandaag alle afschriften van de rapporten van Buitelaar bij elkaar, en legt die in mijn kamer. Niemand mag die rapporten lezen. Gelukkig zijn ze nooit buiten de afdeling geweest, dus op een andere manier kunnen ze niet uitlekken. De politie zal Buitelaars privé-pc wel in beslag hebben genomen, dus van die kant hoeven we niks te vrezen. De politie zal die rapporten niet lekken. Daar kunnen we toch wel vanuit gaan." Bij de laatste zin klonk enige twijfel in zijn stem door.
"Arme Eleanor!" zei Mordechai. "Mag ze niet eens meer op het instituut komen! En dat na zo'n heldendaad!"
"Ik heb gewoon mijn plicht gedaan," zei Eleanor. Dat moest ze maar volhouden. Weer twijfelde ze aan de achtergrond van Mordechai's opmerking. Zijn toon was ironisch geweest, net of hij de hele situatie als een spel zag. Meer en meer ging ze vermoeden dat hij iets wist.
"En geen telefoonnummer doorgeven, Aleid!"
"Ja zeg! Ik ben toch niet achterlijk!"
De bespreking ging uren door. Frederik herhaalde almaar hoe belangrijk het was dat iedereen bleef zwijgen. Hij liep nog een paar keer weg om met de minister te telefoneren. Het was ver na tweeën toen Eleanor eindelijk naar huis kon.

Ze had geen zin om direct naar huis te gaan en besloot naar het bos te gaan. Alleen. Weliswaar hield ze veel van Els, dat wist ze zeker al had ze haar vrijdag pas ontmoet, en verlangde ze naar de rest van haar leven samen met haar, maar ze had even tijd voor zichzelf nodig. De indrukken van de laatste dagen waren haar teveel geweest. Of eerder: geworden. Leefde ze sinds donderdagmiddag op vleugels, nu waren die vleugels even afgezakt, hingen ze langs haar lijf alsof ze een meeuw in een olievlek op zee was. Alles even op een rijtje zetten, heette dat, alleen was er wel erg veel op een rijtje te zetten.
Zo maakte ze zich zorgen om Harry. Zou hij het wel redden zonder haar? Het leek erop dat ze de laatste jaren nog weinig met elkaar te schaften hadden, maar misschien was dat schijn. Aan sleur wen je zo, dat je de goede momenten ook niet meer ziet. Even ging er een steek van pijn door haar heen toen ze aan zijn verweesdheid dacht als hij 's morgens opstond. Dat kwetsbare in hem, dat hij steeds minder vaak liet zien, daar hield ze van. Het heertje met de hockeystick, dat een pose aannam, zag ze soms nog door hem heen schemeren. Zelfs zijn verhalen zou ze missen al waren ze nog zo vol van Harry, die alles zo perfect deed, die zo'n redder van de mensheid was, die precies wist waar hij moest snijden en bovendien kon snijden alsof de duivel hem op de hielen zat waarmee hij het ziekenhuis veel kosten bespaarde. Die ook zo kwaad werd, als een patiënt zich daar niet naar gedroeg maar ging lijden aan complicaties of zelfs overleed. Dat zelfverzekerde, dat macho-achtige, misschien was het maar een schilletje. Goed, een wat dikke schil. Misschien was hij nog te pellen.
Haar kinderen kwamen ook voor haar geestesoog. Aart die zo'n voorbeeldige bal was, dat hij zich een andere omgeving dan de villawijk in Soestduinen niet kon voorstellen. Wat moest er van hem worden als hij het met minder moest doen. Ooit. Als de tijden slechter werden. Of als het hem gewoon niet lukte om een goedbetaalde baan te vinden. Maar die zou hij wel vinden, daarvan was ze overtuigd. Hij was het type jongen dat overal werd aangenomen. Gladde praatjes, mooi om te zien, de juiste proportie arrogantie. Nog even, en hij reed in zijn leasebak naar een duur kantoorgebouw op zo'n bedrijventerrein waar niets anders was dan kantoorkolossen en mensen die op weg naar hun werk waren, in de pauze een ommetje maakten met collega's of mensen die van hun werk vertrokken naar huis. Hij zou niet eens veel hoeven te presteren, want iedereen in zijn omgeving zou aannemen dat hij goed was in zijn werk en alles wat hij zei tijdens vergaderingen zou genotuleerd worden als ware het diepgaande wijsheden. Binnen enkele jaren zou hij zichzelf een villawoning kunnen permitteren. Zorgen hoefde ze zich over hem niet te maken. Toch, hij hing nog altijd aan haar, al was hij vooral de oogappel van Harry. Hij liet haar alles aandragen. Hij vond het heel gewoon dat ze zijn eten kookte, ervoor zorgde dat zijn overhemden gestreken in de kast hingen, dat ze extra aardig voor hem was als hij tentamen moest doen. Er zou altijd een vrouw zijn die dat voor hem deed, bedacht ze. Er zou er gauw een verschijnen die haar zou vervangen. Laatst was ze midden in de nacht, toen ze niet kon slapen, naar zijn kamer geslopen. Hij sliep in een foetushouding, met het dekbed om zich heen, een been buitenboord. Het was een behaard been, maar toch herkende ze de kleuter die hij was geweest in hem. Met een gevoel van spijt had ze de deur gesloten. De tijd gaat snel, veel te snel.
Mariska was zelfstandiger. En eigenlijk op haar manier nog veeleisender dan Aart. Zij wilde met egards worden behandeld, verwachtte dat Eleanor altijd voor haar klaar stond, wat niet vreemd was omdat Eleanor haar in bijna alles haar zin had gegeven. Vroeger, toen ze nog klein was, had Eleanor wel eens het visioen van moeder en dochter die bijna als vriendinnen met elkaar omgingen. Ze wist allang dat daar nooit iets van zou komen: de aanblik van degene die haar heeft opgevoed, haalt het laagste naar boven in een mens. Dat is immers degene die haar het leven heeft geschonken, en dat verplicht. Niets maakt een mens zo agressief als iemand die iets voor haar doet dat verplichtingen schept. Leven redden, leven geven, niet doen, je haalt je de eeuwige wrok van degene die gaat leven of wordt gered op de hals.
Ze hoopte toch dat Aart en Mariska haar nog zouden bezoeken, als ze wisten dat ze samenwoonde met Els. Toch wel. Ondanks alle kwellingen van de laatste jaren, en verzuchtingen naar rust. Zou Harry niet gewoon bij hen kunnen blijven wonen? Vreemde gedachte, dat zou hij nooit willen. Hij moest in het middelpunt van de belangstelling staan, en hij zou toch wel aanvoelen dat daar geen sprake van kon zijn in een huis vol vrouwen.
Aan de andere kant: hij wilde ook niet weg. Vreemd dat hij nooit een verhouding was begonnen, want hij hield zo van aandacht en hij kon niet alleen zijn. Misschien dat het er van kwam, nu ze hem verlaten had. Moeder zou het aanmoedigen. Had ze haar eigen soap in huis. Haar eigen leven was een soap geweest, maar als je er middenin zit, heb je dat niet door. Ze was heel jong getrouwd met een loodgieter. Heel handig scheen hij geweest te zijn, maar toen Eleanor hem leerde kennen, was hij al in de WAO. Vanwege zijn rug, beweerde hij. Moeder had vier kinderen bij hem gehad, allemaal mannen. De loodgieter was dus iemand die alleen maar jongens kon produceren, en dat was misschien maar goed ook, want hoe zou het leven van een dochter geweest zijn bij die bullebak. Hij zat altijd in dezelfde stoel om zich heen te loeren. Vooral toen hij eenmaal thuis was, lette hij erop dat Moeder niets deed wat hem niet zinde. En dat was heel veel. Hij stoorde zich eraan dat zij de Margriet las. Een wijvenblad vol met onzin was dat. Zonde van het geld. En ze had wel wat beters te doen, bier voor hem halen bijvoorbeeld. Daar had hij nooit genoeg van. Als ze naar de kapper was geweest, zei hij dat ze er niet uitzag met die bloempot op haar kop. Of ze wel eens in de spiegel keek. Nee zeker. Anders zou ze wel zien dat ze zo lelijk als de nacht was, en die rotkop niet accentueren door zo'n opvallend kapsel. Hij kon niet naar de koelkast lopen als ze thuis was. Merkwaardig genoeg lukte dat beter als ze weg was: de koelkast was meestal zo goed als leeg als ze terugkwam. Ze werkte als schoonmaker in ziekenhuizen en kantoren en hij dacht dat dat een mooie aanvulling was op zijn uitkering. Hij eiste keer op keer dat zij hem het geld overhandigde, maar zo gek was ze niet. Ze spaarde om haar zoons te laten studeren en dat doel was haar zo heilig, dat ze regelmatig geld van zijn rekening haalde. Gelukkig was hij te lui om het allemaal te gaan narekenen.
Op een dag was hij van de trap gevallen en had hij zijn nek gebroken. Moeder kon niet verklaren hoe dat zo gekomen was. Wat had hij boven gedaan waar hij jaren niet was geweest? Waarom was hij zo hard gevallen dat hij de trapleuning had losgerukt die zich vervolgens dwars door zijn lijf had geboord? En het allerbelangrijkste: waarom had er acht uur gezeten tussen het vermoedelijke tijdstip van overlijden en haar telefoontje naar het alarmnummer? Tegen die tijd was hij al behoorlijk afgekoeld en een ambulance was niet meer zo nodig. Moeder was gewoon thuis geweest. Ze beweerde dat ze had geslapen en niet had gemerkt dat hij van de trap was gevallen. Het moest een enorme klap zijn geweest want de buren van twee huizen verderop hadden het gehoord, maar moeder hield bij hoog en bij laag vol dat ze er doorheen had geslapen. De politie bleef het verdacht vinden, maar kon er niets tegenin brengen. Op de begrafenis was Moeder opvallend opgewerkt geweest. Ze had geen zin om de schijn op te houden, beweerde ze. De loodgieter was een etter geweest en ze was blij dat hij dood was. Bij het gebruikelijke afscheidsrondje langs de kist spuwde ze er zelfs op. Harry en zijn broers waren ook niet kapot van de dood van hun vader, hadden gezellig koffie gedronken met de familie nadat de kist de grond in was gegaan en achteraf hadden ze nog gezegd hoe leuk het was om iedereen weer eens te zien. Harry was een half uur na de begrafenis gaan opereren.
Gek, hoe vrouwen door de eeuwen heen altijd weer genoegen namen met de positie van pispaal voor een mislukte man. Moeder had dat gedaan, en Els ook. Eleanor realiseerde zich dat ze nog niet zo heel veel wist van het huwelijk van Els. Ze had tijdens het weekend in De Wilde Weelde van alles verteld, maar ze had weinig over haar man gesproken. Die moesten ze binnenkort maar eens opzoeken, de hufter. Hij zou wel schrikken als ze bij hem op de stoep stonden. In haar gedachten maakte ze een aantekening hiervan: ze moesten er maar niet al te lang mee wachten. Waarschijnlijk zagen al die vrouwen door de arrogante bullebak toch nog steeds de jongen die ze destijds in bedeesder vorm het hof had gemaakt, en bleven ze hopen dat die jongen terugkwam. Dat gebeurde zelden. Net als Harry niet zou terugkomen, niet in die vorm. Het speet haar.

Toen ze uren later thuiskwam, zaten Els en Moeder in de woonkamer. De televisie stond aan. "Nou, kind, je bent er op geweest hoor!" zei Moeder. "Je bent een ster! Je komt vast bij Ivo Niehe!" Eleanor ging zitten en keek naar de beelden. De minister was net aan het beweren dat zijn instituut geen blaam trof want alle veiligheidsmaatregelen die nodig waren waren genomen. Maar honderd procent beveiliging bestond niet dat moesten we allemaal goed beseffen. Het bewijs was nog niet rond, maar de netten rondom de gearresteerde terroristenverdachte Roberto B. sloten zich steeds nauwer. Eigenlijk was men er wel zo'n 99 procent van overtuigd dat hij betrokken was bij een netwerk, Al Kaida, waarschijnlijk en iedereen wist toch hoe sluw dat netwerk opereerde. Hoe hadden ze anders de Twin Towers kunnen binnenvliegen in het perfect georganiseerde Amerika waar men heus niet zo voorzichtig was met allerlei privacy-wetgeving. Die laatste schoot haar doel behoorlijk voorbij in Nederland, dat was ook een oorzaak van de late, bijna te late ontdekking. Als Roberto B. eerder gescreend had kunnen worden, als zijn telefoon had kunnen worden afgetapt, als hij eerder was aangehouden voor een verhoor, dan was het niet bijna te laat geweest. Want beseften de dames en heren wel dat zijn leven, het leven van een minister, een democratisch gekozen minister, op het spel had gestaan? Hij was bedreigd, en met hem natuurlijk de democratie en het vrije woord, maar men mocht hem toch niet kwalijk nemen dat hij behoorlijk geschokt was. Zijn kinderen waren angstig als hij 's morgens vertrok en zijn hart was bijna gebroken toen zijn jongste zoon hem had gevraagd je komt toch wel terug papa ze gaan je toch niet vermoorden. Er zouden stevige maatregelen moeten worden genomen, daar had hij al over gesproken met de minister van Justitie. Aanhouding moest sneller. Verdachten moesten langer worden vastgehouden zonder dat de rechter daar eerst een uitspraak over deed. De bewijslast moest worden omgedraaid bij verdenking van betrokkenheid bij terrorisme.: je was pas onschuldig als je het kon bewijzen. De politie moest iedereen die zij ook maar enigszins verdacht van wat voor misdrijf dan ook kunnen fouilleren en mogen meenemen naar het bureau voor verhoor. Immers, achter de eenvoudigste diefstal, de lulligste verkeersovertreding kon een terroristisch plan schuilen. Het was helemaal de verkeerde kant opgegaan in dit land: criminelen werden beschermd en slachtoffers werden aan hun lot overgelaten. Vooruitlopend op het proces wilde hij wel kwijt dat Roberto B. wat hem betreft levenslang moest krijgen. En eenzame opsluiting. En inbeslagname van al zijn bezittingen. Het was trouwens een teken aan de wand dat nu de eerste terrorist van Nederlandse afkomst ontdekt was. Roberto B. was ongetwijfeld een Islamist, al was hij tijdens de verhoren blijven beweren dat hij atheïst was en hooguit op kerstavond de kerk bezocht. Ongetwijfeld een nieuwe strategie van de islamisten, om hun geloof te ontkennen. Maar ze zouden het wel uit hem krijgen, de gedragsregels voor verhoren zouden niet naar de letter worden gevolgd, daarover was al overeenstemming bereikt met de Minister van Justitie. De banden met de Hofstadgroep, de trainingen in Libië, de plannen voor een zelfmoordactie die na de moord zou plaatsvinden, alles zouden ze uit hem persen. Zo werkten ze nu kennelijk: Eerst deed de terrorist een aanslag waar hij zelf levend uitsprong en in een latere fase werd hem bevolen een zelfmoordactie uit te voeren. Het was een combinatie van hersenspoeling en chantage.
"Is dat niet die man die laatst in de Tweede Kamer zijn broek liet zakken en zijn achterste toonde?" vroeg Els.
"Nou je het zegt," zei moeder. "Dat heb ik gezien. Ik dacht nog wat een lelijke, vette reet en je kon zo zien dat er pukkels op zaten."
De minister beantwoordde een vraag die Eleanor niet had verstaan.
De ambtenares in kwestie is geschorst. Zij heeft verzuimd haar verdenkingen direct te melden. Haar overwegingen heeft ze wel duidelijk gemaakt maar omdat dit een personeelsaangelegenheid was op zijn ministerie kon hij daar geen uitspraken over doen. Het was in haar te prijzen dat ze het plan op het spoor was gekomen maar ze had veel te laat de AIVD ingeschakeld. Dat had ze trouwens niet mogen doen, ze had haar afdelingshoofd moeten inschakelen die dan weer de minister had moeten waarschuwen. Of ze ontslagen zou worden, was nog niet duidelijk en ook daar wilde de minister geen uitspraken over doen.
De minister verdween uit beeld en aan tafel waren enkele deskundigen genodigd om hun visie op het gebeurde te geven. Specialist in terrorisme en criminoloog dr. Bezwaan beweerde dat de dader in het profiel paste wat we allang kennen: hoog opgeleid, frustraties, het gevoel langs de zijlijn te worden geparkeerd. Op de opmerking van de interviewer dat het in dit geval om een hoogopgeleide Nederlander met een eigen adviesbureau ging reageerde dr. Bezwaan met een wegwuivend armgebaar. "Maar gefrustreerd is hij wel," hield hij vol. "Dat merk je aan alles wat er tot nog toe over de man naar buiten is gekomen. Het schijnt dat hij ondanks zijn leeftijd, hij was toch al over de zestig, wild gekleurde pakken droeg, en dat wijst toch op een zekere tegendraadsheid."
"Wat een geleuter," mompelde Eleanor. "Er bestaat geen grotere retenlikker dan Rob Buitelaar, als het maar om een afdelingshoofd gaat. Of iets anders hoogs. Ik weet zeker dat hij de leuter van de minister zou likken als dat hem ergens zou brengen."
"Nee, kindje, dat geloof ik niet, zo slecht kan een mens niet zijn!" bracht Moeder verbouwereerd uit.
Els lag loom op de bank, als een kat die bij het moment leeft en zich niet druk maakt zolang er op dat moment eten en warmte. Wat een verschil met de verslagen en vervuilde vrouw die ze nog maar een paar dagen geleden op de snelweg was tegengekomen.
Eleanor zapte verder. Op een donker veld, alleen verlicht met waxinelichtjes, stonden massa's mensen. Een verslaggever verscheen in beeld, de blonde kortharige vrouw die altijd bij rampen en andere onzaligheden aanwezig was. Zou ze daar nou niet moe van worden?
"De stille tocht is geëindigd hier op het Pim Fortuijnplein en heeft tienduizenden mensen aangetrokken. Mevrouw," vroeg ze aan een willekeurige voorbijganger. "Waarom neemt u vanavond deel aan deze tocht?" "Dat zal ik u zeggen," zei de vrouw met van emotie overslaande stem. "We willen nu eens iets doen als het nog net goed is gegaan! We willen de aandacht vestigen op het gevaar dat ons omringt, dat overal op de loer ligt. Wij zijn blij dat de minister niet is vermoord, zoals toen met Pim, maar dat het nog net voorkomen is!" De vrouw knikte goedendag en liep verder in gedragen tred, alsof ze in een begrafenisstoet liep. "De emotie is hoog opgelopen," sprak de verslaggever tot de kijkers. "Er zijn hier mensen met beertjes, met waxinelichtjes en er is verbijstering op de gezichten te lezen. Zojuist sprak ik iemand die vertelde dat hij tot nu toe veel had meegemaakt, maar zoiets als vandaag, of in het weekend dan, was niet meer voorkomen sinds de moord op J.F. Kennedy."
"Dit had ik nou ook weer niet bedoeld," zei Eleanor voor zich heen. De twee andere vrouwen reageerden niet.
"Ben je nu vrij, Eleanor?" vroeg Els. "Ik hoorde straks zoiets, dat je geschorst was ofzo."
"Inderdaad, ik ben verlost van het instituut, ik moet alleen nog zien dat ik er een beetje leuk uitspring, qua financiën."
"Meid, vrijheid, dat is je alles, dat is zo kostbaar!" zei Moeder. Ze stond op, minder moeizaam dan Eleanor gewend was. "Even naar de wc," zei ze.
Toen ze de deur achter zich had gesloten, vroeg Eleonor: "Naar de wc? Dat heeft ze al tijden verdomd.. Weet jij hoe dat zo is gekomen?"
"Ik heb gewoon gezegd dat ik het vertikte om haar luier te gaan verschonen en dat ze zichzelf maar moest zien te redden. En toen ging ze gewoon naar de plee, alsof er niets aan de hand was. Er was natuurlijk niets aan de hand. Dat mens is opstandig geworden van het almaar in dat verpleeghuis zitten, van het idee dat ze gedumpt is door haar eigen kinderen."
"Wonderlijk, jij krijgt voor elkaar wat nog geen tien mensen voor jou voor elkaar hebben gekregen." Eleanor liep op Els toe en kuste haar. Ze vlijde zich naast haar op de bank, die daar eigenlijk veel te smal voor was, maar ach, ze waren nog verliefd en dan kon je een hoop hebben.
Moeder kwam terug. "Ach, wat schattig!" zei ze. "Prille liefde is altijd zoiets moois! Na mijn loodgieter durfde ik niet meer, ik was veel te bang dat hij weer tegen zou vallen, maar anders had ik ook nog wel eens verliefd willen worden. Zal ik thee zetten, meisjes? Thee past goed bij de liefde, bij alles trouwens, je kan het zo gek niet bedenken of thee past erbij."
"Het is wel heel erg revolutionair! Ze heeft sinds de Tweede Wereldoorlog geen thee meer gezet, dat liet ze voor zich doen. Of was het nou sinds de Russische revolutie?"
"Zo zie je maar wat een goed idee het is dat we haar in huis hebben genomen. Ze knapt er nu al van op. Over een paar weken gaat ze op zaterdag dansen, let maar op."
"Zeg," begon Eleanor. "Zullen we morgenavond je man eens een bezoekje brengen?"
"Ik heb helemaal geen zin om die eikel te zien."
"Nee, natuurlijk niet. Maar we moeten het ijzer smeden als het heet is. Hij moet dokken, we moeten hem zo bang maken dat jij je hele leven op rozen zit. Dat is hij je wel verschuldigd. Hij heeft het verdiend dat hij voorlopig een tijdje goed angstig is."
"Nou, vooruit dan maar, kan ik meteen wat spullen meenemen. Als hij die nog niet heeft weggegooid, tenminste."

De volgende avond waren Eleanor en Els al vroeg op pad gegaan naar Jaap, Els' echtgenoot en aanstaande ex-echtgenoot, want hij woonde in Wassenaar en dat was een eind rijden.
"Fijn, om weer even alleen te zijn," zei Els. Ze streelde Eleanor over haar been.
"Je mag de bestuurder niet afleiden," zei Eleanor. "Maar inderdaad, het wordt wat druk de laatste tijd. Moeder is wel aangenaam gezelschap, maar ze neemt veel ruimte in."
"Ze bedaart wel. Ze kan haar geluk niet op, daarom is ze zo druk."
Els stak een sigaret op.
"Je mag niet roken van Harry, in deze auto."
"Nou en? Hij zit er toch niet bij?"
"En het is zijn auto niet. Toch vindt hij het vervelend, voor de paar keer per jaar dat zijn eigen auto naar de garage is en hij de mijne leent."
"Het is een zeikerd, die Harry van jou. Wees maar blij dat je van hem af bent."
Eleanor antwoordde niet. Nu het eindelijk zover was, was ze niet echt blij om van hem verlost te zijn. Ze wist echter niet wat ze ertegen moest doen, want Els wilde ze ook niet meer missen. Het was alleen allemaal zoveel tegelijk.
Na veel gehobbel door files en fout geparkeerde auto's kwamen ze eindelijk in Wassenaar aan. Jaaps en Els' huis stond in een gewone straat, en het was een rijtjeshuis, al was het wel groot. Voor het huis stond een jaguar gepakeerd.
"Zou die van hem zijn?" vroeg Els meer aan zichzelf dan aan Eleanor. "Hij had eerst een ford, al had hij het er wel altijd over dat hij een jaguar wilde."
"Dat willen ze allemaal. Of een nog duurdere. Nu jij er niet meer bent om op hem te letten, zal hij vast wel meteen zo'n auto zijn gaan kopen."
"Nou, dat is dan mooi, dan is die auto wel voor de helft van mij. Hij was zeker vergeten dat hij nog met mij getrouwd was."
"Zo is het," zei Eleanor.
Els belde aan. Haar bezittingen waren in de psychiatrische inrichting achtergebleven en daar zat haar sleutel ook bij. Immers, ook met een sleutel kan een mens zelfmoord plegen? Zij kan er mee op haar eigen kop slaan tot het bloedt en er een schedelbasisfractuur ontstaat of hem inslikken zodat ze overlijdt aan een infectie. Want zo'n sleutel komt er niet meer vanzelf uit, natuurlijk en zeer beslist niet zonder schade.
Het duurde even voordat Jaap open deed, maar daar stond hij dan.
"Els, lieverd!" riep hij uit.
"Niks lieverd, vuile ploert, laat me naar binnen."
Hij deed een stap opzij om Eleanor en Els binnen te laten. Eleanor negeerde zijn uitgestoken hand. Deze man was ze geen verklaring schuldig.
"Ik heb me zoveel zorgen gemaakt sinds je ontsnapt bent," bracht hij uit toen ze in de design zithoek zaten. "Overal hebben we gezocht. De politie ging er eigenlijk van uit dat je iets overkomen was, dat je het slachtoffer was van een misdrijf of een ongeluk."
"Nou, ik ben hier, in levende lijve, en je zorgen zijn voorbij." Els lachte schamper. Uit haar ogen sprong vlammende haat. Eleanor was blij dat ze was meegegaan, anders had deze ontmoeting nog slecht kunnen aflopen.
"Ik ben zo blij schat," riep hij uit. "Maar je kunt wel beter teruggaan naar het ziekenhuis, want je was nog niet genezen, nog lang niet. Wacht, ik zal dr. Spoelstra bellen." Hij stond op. Els duwde hem ruw terug op de bank. "Niks dr. Spoelstra, die eikel sleep ik voor het Medisch Tuchtcollege!" zei Els. "Maar hij had alleen het beste met je voor!" bracht Jaap uit. Misschien geloofde hij het zelf. Kennelijk was hij nog niet zo heel lang terug van zijn werk, want hij droeg een blauw kostuum, een maatkostuum dat nooit comfortabel kon zitten. Op het instituut droeg behalve Frederik niemand een kostuum, en Eleanor vroeg zich altijd af waarom mannen zich in zo'n koud, eenvormig kledingstuk persten. En dan nog die stropdas erbij. Jaap was wat aan de mollige kant, de molligheid van iemand die veel snelle snacks eet tussen zijn drukke werkzaamheden door. Het gaf hem een vierkant uiterlijk, want hij was niet erg groot. Iets langer dan Eleanor misschien.
Els gaf hem een klap in het gezicht. Hij keek verbijsterd, maar deed niets terug. "Die heb je alvast te pakken," zei ze. "Eigenlijk wil ik doorgaan, maar de edelvrouw in mij verhindert dan. Jij bent echter niets meer dan een laaghartige, egoïstische, achterlijke, vette rotzak! Zo een die onder een steen vandaan is geslopen, zo een die niks maar dan ook helemaal niks waard is. Ja, op de beursvloer misschien maar niet als mens. Je eigen vrouw in een inrichting stoppen, omdat ze iets wil wat jou niet zint...Hoe kom je erbij? Razend word ik als ik eraan terugdenk! Die vuile opzet van jou, en dan dat misbaksel van een Spoelstra erbij halen. Waar heeft die zijn studie gedaan eigenlijk? En hoe heeft hij zijn eed gezworen? Met gekruiste vingers op zijn rug ongetwijfeld. Maar jij zult er voor bloeden, mannetje, want ik weet heel goed dat ik je met gemak achter slot en grendel kan krijgen. Voorgoed. Of in ieder geval voor een paar jaar."
"Je deed anders heel vreemd, de laatste tijd," verdedigde Jaap zich. "Je had het maar over scheiden. Dat is toch raar. Het was duidelijk dat je niet in orde was." Els stoof op. Eleanor hield haar tegen anders was ze zeker op Jaap gaan los timmeren. "Denk aan ons doel, Els," zei ze. Els bedaarde.
Ze vervolgde: "De kwestie is als volgt: jij hebt je schuldig gemaakt aan een misdrijf. Daar lul je je heus niet uit. Deze mevrouw hier is psychiater, en die heeft geconstateerd dat er niets met mij aan de hand is." Eleanor knikte bevestigend. "Dus ik kan aangifte doen. Iemand willens en wetens op valse gronden laten opsluiten, is strafbaar, dat weet jij heel goed." Eleanor wist niet zeker of dit wel een strafbaar feit was. Maar daar ging het niet om. Als Jaap maar afdoende zou schrikken, dan was het goed.
"Ik kan ook geen aangifte doen," hier pauzeerde Els. "Ik kan over mijn hart strijken en denken, die jongen moet ik nog een kans geven, ik kan hem niet zijn hele leven overboord laten gooien. Of hem daar zo voor straffen."
"Dat zou heel coulant van je zijn, Els, want ik dacht echt dat ik je tegen jezelf moest beschermen.." zei Jaap gretig.
"Dat dacht je helemaal niet. Jij dacht ik moet af van dat lastige wijf dat mijn reputatie naar de maan gaat helpen. Maar daar gaat het nu niet om. Het gaat erom dat ik een rustig leven zonder zorgen wil leiden en daar ga jij voor zorgen." Ze keek om zich heen. "Zo is de helft van het huis van mij, de helft van de dure kunst die hier aan de muren hangt, de helft van de jaguar die buiten staat en zo kan ik nog wel even doorgaan. Om te beginnen wil ik dat meteen innen. Maar dat is niet genoeg. Ik eis een alimentatie, en een flinke. Drieduizend euro per maand. Zolang je nog geen promotie hebt gemaakt tenminste, daarna wordt het meer."
"Dat kan je me niet aandoen!" riep Jaap uit. "De koersen zijn heel laag, ik heb ook mijn kosten, en hoe moet dat later, als ik wat rustiger aan wil doen en mijn targets niet meer zo gemakkelijk haal?"
"Als jij je targets niet haalt dan haalt iemand anders ze maar voor je. Ben je altijd goed in geweest om anderen dingen voor jou te laten doen. Maar ik krijg mijn drieduizend euro. Je kan ook anders beslissen en de gevangenis in verdwijnen. Weet je wat er dan met je gebeurt? Je wordt het liefje van zo'n grote engerd die je hele anus aan flarden naait, en als je na jaren weer vrij bent, heb je helemaal niets meer. Geen geld, geen huis, geen werk. Je krijgt geen werk meer, want wie wil nou een ex-bajesklant aannemen. Niemand, je kunt het dus wel schudden. Voor jezelf beginnen lukt ook niet, want je hebt kennisachterstand en bovendien ben je in de gevangenis eraan gewend geraakt dat alles je wordt aangedragen. Dus je gaat aan het zwerven. In koude nachten moet je ergens een slaapplaats zien te bevechten. De beste zijn al bezet door de geroutineerde daklozen, met jarenlange ervaring. Jij als nieuwkomer moet genoegen nemen met tochtige hoeken bij stations. Je moet eten wat de pot schaft en op straat betekent dat vuilnisbakken uitschrapen. Restjes die van borden zijn geschoven, bakken met koude patat waar de eerste eigenaar met ongewassen vingers aan heeft gezeten, beschimmelde sinaasappels die zijn overgebleven op de markt, rotte vis, die in een pisgoot ligt te stinken. Zo zal jouw leven eruitzien na de bajes. Het enige alternatief, de enige manier om hieraan te ontkomen, is mij die drieduizend te geven, en de helft van waar ik nu al recht op heb, en zo snel mogelijk van mij te scheiden. Zolang je je verplichtingen nakomt, zal ik je niet lastigvallen. Zodra je in gebreke blijft, zul je ervan lusten."
"Maar dat is onredelijk! Je kunt iemand zijn fouten toch wel vergeven? Jij leest toch de Bijbel zo graag? Wordt daarin niet voortdurend van vergeving gesproken? Nou, daar zou ik dan toch maar meer naar luisteren. Je ruïneert me. Zo krijg ik geen kans om een nieuw gezin op te bouwen."
"Jij kan helemaal geen gezin opbouwen, want jij bent onvruchtbaar. Een schrielhaantje, met lam zaad ben jij, een eunuch, al heb je je ballen dan nog. Het zijn waardeloze ballen, die daar voor de sier hangen ook als het geen kerstmis is, dat hele klokkenspel van jou, dat hangt daar helemaal voor niets!" Jaap schrompelde ineen.
"Dat is heel vals van je," bracht hij moeizaam uit. "Je weet niet half hoe het voelt voor een man, om onvruchtbaar te zijn. Mijn hele wezen wordt er door aangetast, daarom wilde ik ook nooit dat je erover praatte. Ik heb er heel veel moeite mee gehad om me weer een echte man te voelen. En nu zeg je zoiets. Dat valt me van je tegen."
"Mijn beste Jaap," zei Eleanor. "Misschien drukt Els zich niet al te diplomatiek uit op dit moment, maar ze heeft door jouw toedoen dan ook wel het een en ander moeten doorstaan. Dus ik zou haar maar niet zo gauw als vals betitelen. Laten we het zakelijk houden, dat lijkt me voor alle partijen het prettigst."
Jaap kreunde. Hij trok zijn das wat losser. Het zweet stond op zijn voorhoofd.
"En het huis? Je kan toch niet van mij verlangen dat ik het huis verkoop? Waar moet ik dan heen? Het is een prima locatie om relaties te ontvangen, vindt maar weer eens zoiets."
Els haalde haar schouders op. "Het interesseert me niet waar je naar toe gaat. Je zoekt het maar uit. Of je neemt een hypotheek. Als ik de poen maar krijg, want ik heb niks meer en het wordt tijd dat ik een eigen leven ga leiden."
"Waar woon je nu? Dan kom ik er over praten. Niet deze week, deze week heb ik het te druk, maar de volgende. Wacht, ik pak even pen en papier."
"Jij hoeft nergens over te komen praten. Het is ja of nee en onderhandelingen zijn uitgesloten: of de poet, of de bak, dat lijkt me duidelijk."
Jaap verbleekte. Hij zag in dat hij verloren had. "Nou goed," mompelde hij. "Maar dan ook geen woord naar buiten over de afgelopen maanden." "Ik was niet van plan mijn memoires te schrijven, maar jij kunt niet dicteren dat ik moet zwijgen. Je kunt me geen zwijgplicht opleggen. You are in so such a position!" besloot Els die graag naar Amerikaanse advocatenseries keek.
"Goed, we zijn dus klaar," besloot Eleanor. Ze haalde het contract in tweevoud uit haar tas, dat ze die ochtend samen met Els had opgesteld en legde het Jaap ter ondertekening voor. Met een dikke frons op zijn voorhoofd ondertekende hij beide exemplaren.

De hele weg terug jubelden Els en Eleanor van vreugde. Drieduizend euro mocht dan niet veel lijken, maar samen met de opbrengst van het huis en de jaguar konden ze er voorlopig goed van leven. Zeker als het Eleanor lukte om een schadevergoeding te krijgen van het instituut - was haar naam immers niet ten grabbel gegooid, zouden ze nooit meer voor armoede hoeven vrezen. Ze hadden het volste vertrouwen dat Jaap het niet zou durven nalatig te zijn: de gevolgen waren te verschrikkelijk, dat moest hij nu toch wel inzien.
Het huis in Soestduinen baadde in het licht. Iemand had alle buitenverlichting ontstoken. Het was ongetwijfeld Moeder geweest. Die hield niet van nachten en andere duisternis. Nachten waren een markering naar de volgende stap die haar dichter bij de dood bracht, en daar hoefde ze niet continu aan herinnerd te worden, vond ze.
Binnen troffen ze Sabrina en Moeder aan tafel. Zoals bijna gebruikelijk was geworden in het huis stond de jenever op tafel. Eleanor moest eraan denken dat ze morgen een krat van dat spul ging kopen. Met al die aanloop van de laatste tijd vloog het eruit.
"Dag kinderen!" riep Moeder uit. "Ik voelde me zo eenzaam vanavond, ik heb de buurvrouw uitgenodigd. Gezellig dat jullie er zijn, ga zitten, dan kunnen we gaan klaverjassen!"
"Ja, leuk," lispelde de buurvrouw. Ze was er zo te horen al een tijdje. En Moeder had verzuimd eerst thee te schenken en was meteen begonnen met de jenever. Sabrina droeg een koltrui die haar opvallend ruim zat. Haar borsten sprongen meteen nog onmiddellijk in het oog maar toch niet zo nadrukkelijk als het geval was als ze een laag uitgesneden blouse droeg.
Alsof Moeder merkte, dat het Eleanor opviel, zei ze: "Het arme kind had bijna geen kleren aan! Ze zat hier helemaal te rillen. Dus ik zei kom kind, ik geef je een drankje en een trui van Harry. Het staat haar goed, vinden jullie niet? En het is lekker warm zo, wat jij, Sabrina. Sabrina heeft een man die vroeger vaak op televisie kwam, wisten jullie dat? Iets met sport, voetballer ofzo. Ik heb hem wel eens gezien, want ik herkende hem van de foto. Nu is hij natuurlijk te oud om te voetballen, maar wat knap toch van zo'n jongen. Alleen houdt hij er wat rare ideeën op na over damesvoorgevels. Dat ze zo groot moeten zijn dat zelfs de meest robuuste meid er voorovergebogen van gaat lopen. En dit arme kind hier," ze knikte naar Sabrina. "Wilde het helemaal niet. Maar ja, we weten allemaal hoe dat gaat. De loodgieter wilde ook van alles wat ik helemaal niet wilde, zoals kloppen vegen zuigen en niet te vergeten op mijn rug liggen en dat gestamp verdragen. Ja, sorry dat ik de dingen gewoon bij de naam noem maar niemand heeft er wat aan om de zaken te versluieren. Zeg, Sabrina, ik bedenk ineens iets, mijn Harry kan die ballonnen wel weer doorprikken, daar heeft hij voor geleerd. Wat zou je daarvan zeggen."
"Ach," zei Sabrina sip. "Mijn eigen kleine schatjes krijg ik er niet mee terug natuurlijk." "Nee, wat gedaan is, is gedaan, maar je hebt dan wel minder last van rugpijn." "Dat is waar," zei Sabrina. "Maar wat zal Nigel ervan zeggen? Ik weet zeker dat hij er niet blij mee zal zijn! Hij heeft er veel voor betaald om ze zo te krijgen!"
"Met wat Nigel ervan vindt, hebben we niks te maken. Ik zal Harry opdragen de boel te repareren," zei Moeder gedecideerd.
De telefoon ging. Hoewel Eleanor geen zin had om op te nemen, telefoon betekende immers altijd ellende, deed ze dat toch. Frederik. Hij klonk hoogst geagiteerd. De arme man moest zich door de gebeurtenissen rondom Rob Buitelaar een slag in de rondte werkte en dat was hij bepaald niet gewend. Zijn werk bestond uit louter telefoneren, en als hij de telefoon neerlegde, had hij nergens geen omkijken meer naar, want ofwel hij had de opdracht gedelegeerd, ofwel hij had een opdracht aangenomen die hij vervolgens kon declareren. Frederik verdiende meer dan de minister-president, en dat dat de laatste tijd op bezwaren stuitte in de politiek, daar kon hij met zijn hoofd niet bij. Al die verantwoordelijkheid die hij droeg: een hele ploeg met eigenwijze professionals moest hij aansturen. Dat was heus niet altijd gemakkelijk, oh nee. Maar nu moest hij dus laten zien hoe ongemakkelijk het allemaal was: hij moest de minister vrijwaren van verdere schade en als het het dreigende terrorisme betrof, viel dat niet mee.
"Eleanor! Ik ben blij dat ik je tref!" begon hij. Eleanor zei niets. Wat had ze moeten zeggen? Dat zij niet zo heel erg blij was? Eerlijk duurt het langst, maar soms moet het juist wat korter duren. "Hans heeft me al diverse keren gebeld. Buitelaar geeft geen kick. Hij houdt vol dat hij nergens bij betrokken is, dat hij er ingeluisd is en dat zijn aanhouding nergens op slaat. Ja, het is een harde, hoor, die Buitelaar, al zou je dat niet zeggen op het eerste gezicht. Maar Hans zegt dat ze het er wel uit krijgen. Tussen ons gezegd en gezwegen: ze gaan hem martelen. Helemaal tegen de wet, maar in een dergelijk geval moeten ze wel. Wie weet zal zijn netwerk het werk dat hij heeft laten liggen gewoon afmaken. Dus tot elke prijs moeten ze weten wie er nog meer betrokken waren bij de aanslag." "Er is helemaal geen aanslag geweest!" "Maar wel bijna, wel bijna, Eleanor! Ik had er niet aan moeten denken wat er was gebeurd als jij het niet net op tijd had gemeld bij de AIVD! Hans zei verder dat hij elke medewerker van onze afdeling opnieuw wil screenen. Volgende week volgt er een verhoor door de beveiligingsafdeling van het ministerie. Dat is een onafhankelijke afdeling die hij zojuist heeft ingesteld. De bedoeling is dat de ambtenaar aan de beveilingsfunctionaris vertelt wat hem of haar zojuist is opgevallen. Het gesprek is tussen die twee personen alleen, de ambtenaar en de beveilingsfunctionaris. Het is verplicht. En jij bent de eerste! Volgende week komt er iemand bij je thuis. Je wordt nog gebeld over wanneer hij komt. Je bent dan verplicht thuis te zijn." "Mijn God, ze maken er wel een toestand van. Ik ben toch geschorst? Mag ik dan niet staan en gaan waar ik wil? Oh nee, ik heb ergens gelezen dat je je dan constant beschikbaar moet houden voor onderzoek naar ontslaggronden of zoiets. Nou, dat gaat lekker. Die persoon belt toch wel ruim van tevoren? Dat ik niet overvallen word?" "Daar kan ik niets over zeggen. Je moet je mobiel aan laten staan, omdat je altijd gebeld kunt worden. Voor het gesprek maar ook voor andere vragen." "Ik heb geen mobiel, die ben ik kwijtgeraakt." "Dan koop je een nieuwe en je geeft mij onmiddellijk het nummer door!" Frederik hing op. Zou hij zelf ook worden ondervraagd? Het leek er op dat niemand eronderuit kwam. Hij zou vast veel verdachts geconstateerd hebben. Voor het eerst sinds haar telefoontjes naar de AIVD vroeg ze zich af of ze er wel goed aan had gedaan. Rob Buitelaar had zijn portie wel gehad. Die martelingen had hij verdiend, maar daarna moest het toch afgelopen zijn met de grap. De vraag was alleen hoe ze dat moest inkleden. Ze had verwacht dat hij vrij snel zou worden vrijgelaten wegens gebrek aan bewijs, maar zo te horen zat dat er voorlopig niet in.
Moeder zat met een groot tekenblok op haar schoot en maakte een portret van Sabrina, die doodstil poseerde. "Ze is een echt model," zei Moeder. "Zo mooi stil krijg je ze niet vaak. De loodgieter wilde natuurlijk nooit poseren. Sterker nog, hij vond dat ik moest ophouden met die onzin. En weet je wat nou het gekke is? Sinds zijn dood heb ik nooit meer getekend. Ik kom er nu pas op. Wil je morgen met me naar de stad rijden, Eleanor? Om spullen te kopen voor het schilderen? Sabrina vertelde net dat er een hele grote zaak is in Utrecht waar je alles kunt krijgen. Zij gaat ook mee, nietwaar Sabrien. Oh jee, ik vergeet helemaal dat ze niks terug kan zeggen. Hou nog even vol, Sabrina, ik ben zo klaar." Eleanor keek op het tekenvel. Het was een goedgelijkende schets die meer bood dan een simpele foto zou doen. Hij legde Sabrina's verlatenheid en hunkering bloot.
"Natuurlijk ga ik met je mee, Moeder!" zei Eleanor.
"Frederik laat me niet met rust. Nu sturen ze weer een veiligheidsfunctionaris op me af," vertelde Eleanor vermoeid. "Tja, dat was te verwachten," zei Els. "Die minister van jou heeft nu de aandacht, die laat hij niet zomaar schieten." "Ik moet Rob Buitelaar laten gaan. Het is welletjes geweest." "Ik denk niet dat je daar de kans voor krijgt. Ze hebben hem en ze houden hem. Tenzij je van plan bent om te vertellen dat je gelogen hebt. Maar dan ben je alles kwijt." "Nee, dat kan ook weer niet. Kom, masseer mijn schouders, ik ben gespannen geworden van alle toestanden." Els stond op, nam plaats achter Eleanors stoel en begon haar te masseren.
"Hè, gezellig," zei Moeder toen ze het zag.

De volgende dag begon rustig. Moeder maakte wat schetsen haar hoofd, die er allang zaten zoals ze vertelde. Els lag op de bank met een boek. Ze zei dat ze zich voor het eerst sinds tijden weer kon ontspannen, nu Jaap een toelage had toegezegd en de helft van de bezittingen die hij onder zijn beheer had, had ze geen zorgen meer. Ze dacht er niet aan om ooit nog te gaan werken. Ik heb genoeg meegemaakt, zei ze, vanaf nu ben ik met pensioen. Sabrina was blijven slapen omdat Nigel weer op Papendal zat en ze niet tegen eenzame nachten kon. Nigel bleef de laatste tijd wel erg vaak op Papendal, had Moeder geconstateerd aan het ontbijt. Had hij misschien een ander? Sabrina had haar schouders opgehaald en gezegd dat het best mogelijk was, maar dat het haar niet meer interesseerde. Ze had zich zwaar vergist in die kerel. Toen ze hem had ontmoet, was hij nog profvoetballer geweest, heel beroemd, iedereen kende hem, zelfs mensen die een hekel hadden aan voetbal, en alle vrouwen waren jaloers op haar. Dat waren nog eens mooie tijden geweest. Toen zijn ploeg eens een een of ander kampioenschap had gewonnen, waren ze gehuldigd op het museumplein, waar ze naar toe waren gevaren door de grachten. Al die juichende mensen, je voelde je echt wat als je op die boot stond. Maar dat was nu allemaal anders. Nigel zat maar op Papendal met al die gehandicapten en die wedstrijden waar ze nog wel eens naar toe ging, daar was helemaal niks meer aan. Toch was het een goeie jongen, Nigel, alleen had hij er ook van te lijden dat hij niet meer zo beroemd was, net als zij. Ze hadden ook te lijden van hun zoon. Die zat nu gelukkig veilig opgeborgen in de ontwenningskliniek maar ze hield haar hart vast voor de dag dat hij weer thuis zou komen. Dan begon alles weer van voor af aan. In die ontwenningsklinieken leerden ze veel, vooral hoe je gemakkelijk aan geld kon komen om drugs te kopen.
Eleanor had geprobeerd de zorgen van zich af te zetten en niet aan Harry te denken. Aart negeerde haar de laatste dagen. Hij kwam nog wel thuis, maar bleef op zijn kamer. Hij kwam zelfs niet meer beneden eten. Hij pakte wat uit de keuken of had al gegeten als hij thuiskwam. Geen woord had hij gezegd over de veranderde situatie, maar het was duidelijk dat die hem niet zinde. Harry kwam ook nog thuis. Hij sliep in de echtelijke slaapkamer, alleen, want Eleanor lag met Els in een andere kamer. Ze zag hem alleen binnenkomen en vertrekken en 's nachts hoorde ze hem zwaar schuivelen. Alsof hij teveel dronk en zich met moeite naar bed moest slepen. En er weer uit natuurlijk, wat ook niet gemakkelijk was in zijn toestand. Eleanor concludeerde dat ze wel degelijk gelukkig was, maar dat voor het ervaren van compleet geluk nog het een en ander moest worden geregeld.
De bel ging. Els ging opendoen en kwam even later terug met mevrouw van Damme. "De buurvrouw van de overkant komt even een schroevendraaier lenen," zei ze. "Hebben we die? Je moet me nog eens een rondleiding geven, Eleanor, want ik besef dat ik eigenlijk niks kan vinden hier."
"Komt voor elkaar," zei Eleanor. "Mevrouw Van Damme, hoe gaat het met u?" Mevrouw Van Damme keek om zich heen en nam alles goed in zich op. Haar mondhoeken trokken haar lippen in een scherpe streep omlaag. "Wilt u een kopje koffie, mevrouw?" vroeg Moeder. "Hij staat net op. Eigenlijk de hele ochtend al, maar ik heb net nieuwe gezet. Want koffie, dat gaat er altijd wel in, vindt u niet? Dat was wat me op de been hield in mijn jaren met de loodgieter, koffie. Er troost niets zo goed als koffie, of was het nou thee."
"Wat doet mevrouw Brown hier?" vroeg mevrouw Van Damme op strenge toon. "Sabrina? Oh, die is hier bij ons. Ze blijft gezellig een paar dagen. Straks gaan we schilderspulletjes kopen, en dan wil ze nog wel voor mij poseren later op de dag, nietwaar Sabrien?" Sabrina knikte loom.
"Dat zou een mooie boel worden! Als buren maar over en weer bij elkaar gingen slapen! Maar ik heb altijd wel gedacht, dat het niet veel soeps was. Ik zei laatst nog tegen Anastasia van nummer 64, het is toch niks voor deze buurt, zo'n voetballersechtpaar! Het doet me anders wel deugd dat u een fatsoenlijke trui aan hebt voor de verandering, mevrouw Brown. Het leek hier anders wel een hoerenbuurt, u zo op straat in die rare truitjes waar je je hele hebben en houden kunt zien."
"U kwam voor een schroevendraaier?" probeerde Eleanor. Mevrouw Van Damme reageerde niet.
"En dan uw man, ik wil niet discrimineren, maar hij is natuurlijk wel van zekere kleur, en zoiets geeft onrust in een buurt als deze. Ik zeg maar gewoon waar het op staat."
"Volgens mij ben jij gewoon een vuile racist!" riep moeder uit.
Alsof ze niets had gehoord ging mevrouw Van Damme door:
"Maar nog erger is misschien hoe dit keurige doktersgezin de laatste tijd huishoudt. Ik zie arme meneer de chirurg elke ochtend gebroken naar zijn werk gaan. Hij loopt gebogen naar zijn auto alsof hij niet gezien wil worden, alsof hij wat te verbergen heeft. En zijn overhemden, mevrouw de dokter, verzorgt u zijn overhemden nog wel eens. En nu ik het er toch over heb, ik vind het niet prettig dat u een buitenlandse huishoudster hebt. Ze ziet er op het oog keurig uit en aan de manier waarop ze me groet, weet ik dat ze haar plaats kent, maar zo'n meisje heeft natuurlijk broers. Het is nog niet gebeurd, maar ik vrees toch echt dat ze op een onbewaakt moment komen inbreken. Dat gaat altijd zo. Daar heb ik vanochtend nog een artikel over gelezen in de Telegraaf."
"De Telegraaf! Daar veeg ik mijn gat nog niet mee af!" riep moeder. "De loodgieter zweerde erbij, en dat zegt al genoeg, lijkt mij!" Weer reageerde Mevrouw Van Damme niet. Misschien ging ze zo op in wat ze te zeggen had en eindelijk kon zeggen, dat ze Moeder werkelijk niet hoorde.
"Vroeger, in Indië, voordat de inboorlingen verbeelding kregen, was het allemaal heel anders. Ze werkten zonder klagen, en iedereen wist waar hij hoorde. Maar tegenwoordig, ik vraag me wel eens af waar het naar toe gaat, ik vraag het me wel eens af, want het is toch ongehoord, wat er allemaal gebeurt. Laatst nog, die blonde jongen in de straat. Wandelen, zei hij dat hij deed, maar ik wist meteen wat voor vlees ik in de kuip had, ik wist het meteen! Nu blijkt er weer zo'n terrorist gepakt te zijn. Op uw instituut, mevrouw Eleanor, daar mag u me straks het fijne van vertellen. Maar om op de dokter terug te komen: die man gaat gebukt onder zijn huiselijke situatie en het is om hem dat ik u daar op aan kom spreken. Want het is een komen en gaan, de laatste dagen. Deze mevrouw hier," ze wees op Els. "Is er nu ook al dagen. Het lijkt erop dat ze bij u ingetrokken is, al heb ik nog geen verhuiswagen gezien. Nu vraag ik u: dat kan toch niet, zoiets? We leven hier niet in Amsterdam, waar alles schijnt te kunnen en waar ik nog niet dood aangetroffen zou willen worden, maar in Soestduinen! In een keurige buurt van ons soort mensen! Tenminste, tot de familie Brown hier kwam wonen, dat was al een teken aan de wand. Eigenlijk zou er een ballotage-commissie moeten komen die bepaalt wie er hier een huis mag kopen, en daar heb ik ook voor gepleit bij de burgermeester maar die liet mij doodleuk weten dat ik me met mijn eigen zaken moest bemoeien! Nou vraag ik u: wat zijn nu meer mijn eigen zaken dan de samenstelling van de buurt. De dokter paste hier goed in de buurt en nog steeds. U was ook keurig, mevrouw Eleanor, tot afgelopen zondag. Als ik er goed over nadenk, had u afgelopen vrijdag al een verwilderde blik in uw ogen, dus toen moet u al wat van plan zijn geweest. Wat er zich in uw hoofd afspeelt, weet ik Goddank niet, maar ik heb wel gezien dat u deze vrouw hier," weer wees ze op Els, "kuste. Terwijl de gordijnen waren geopend en iedereen zo naar binnen kon kijken. En dat kan echt niet. Ik beveel u hiermee onmiddellijk te stoppen en de gewone orde te laten terugkeren. En uiteraard weer als vanouds te zorgen voor de dokter, dat hij niet in vervuilde overhemden naar het ziekenhuis rijdt. En geen wilde toestanden hoeft aan te treffen als hij na een lange, vermoeiende dag eindelijk thuis komt. Ik zeg maar waar het op staat, want iedereen is het meest gebaat bij duidelijkheid. Daar is een groot gebrek aan in dit land."
Els stond op, liep naar de tuin, de schuur in en kwam terug met een schroevendraaier.
"Alstublieft, mevrouw Van Damme, dit is toch wat u zocht?" Ze reikte haar de schroevendraaier aan en even stond mevrouw Van Damme perplex. Ze draaide zich om en liep naar de deur.
"Als u maar niet denkt dat ik het hier bij laat!" zei ze voordat ze het huis verliet.
"Nou, dat hebben we ook weer gehad," zei Eleanor. Mevrouw Van Damme was nog nooit bij haar binnen geweest, al had ze diverse keren op de stoep gestaan. Altijd met een smoes. Dan weer wilde ze een kop suiker. Nadat Aart haar erop had gewezen dat dat het leidmotief was geweest in een pornofilm die in de jaren zeventig erg veel stof had doen opwaaien, had ze die smoes nooit meer gebruikt. Maar er was zoveel wat een buurvrouw kon wensen: wasmiddel, beschuit, twee aardappelen. Nooit had Eleanor haar binnengelaten en de kinderen had ze geïnstrueerd haar nooit ook maar een voet over de drempel te laten zetten. Nu was het haar eindelijk gelukt.
"Die vrouw is ongelukkig," zei Moeder. "Daarom gaat ze zo tekeer. Eigenlijk moeten we medelijden met haar hebben."
De rust leek weergekeerd, maar het duurde niet lang of er werd weer aangebeld. Voor de deur trof Eleanor een lange, slanke man in een zwart kostuum. Hij had een haviksneus en glimmende, donkere oogjes. Zijn lijkbleke gezicht viel bijna weg bij zijn kraakheldere, gesteven overhemd. Hij droeg een keurig gestrikte stropdas en onder zijn arm had hij een zwarte schrijfmap. Zelfs zijn horlogeband was zwart. Oh God, ik ben dood, dacht Eleanor, en ik heb het niet door. Ik doe open voor mijn eigen begrafenisondernemer.
"Ik kom van het ministerie," zei de man met een krakende grafstem. Het is de dood zelf, dacht Eleanor, hij komt me halen. "Ik neem aan dat u is verteld dat ik langs kon komen."
"Ja, inderdaad, maar u zou eerst bellen."
"Daartoe was ik niet in de gelegenheid. Mag ik binnenkomen?" Hij wachtte haar antwoord niet af maar zette een voet over de drempel. Eleanor had geen keus. Ze ging hem voor naar de kamer die als bibliotheek was ingericht, maar die ze niet zo noemde, omdat ze dat zo nuffig vond klinken.
Zonder dat het hem was aangeboden, nam hij plaats in een van de lederen fauteuils en opende zijn map.
"Ik ga u een paar vragen stellen," kondigde hij aan.
"Dat was de bedoeling, heb ik begrepen. Ik hoop dat u het kort houdt, want ik heb niet veel tijd."
"Ik neem de tijd die nodig is om mijn opdracht goed uit te voeren," antwoordde hij kortaf.
"De eerste vraag is een algemene. Wat is u sinds het weekend zoal opgevallen op het werk."
"Niet veel, want ik ben er nauwelijks geweest. Ik ben geschorst, dat zal vast in uw aantekeningen staan."
"Maar u bent er maandag geweest. Wat is u opgevallen aan uw collega's. Was er iemand die zich merkwaardig gedroeg? U weet hoe u opvallende zaken kunt herkennen. U heeft immers de terrorist herkend in Roberto B."
"Ik heb niets bijzonders gezien," zei Eleanor. De man stond op en liep naar een van de boekenkasten. "Marx, Lenin..,Bent u in het verleden betrokken geweest bij een communistische partij?"
"Nee, ik heb geschiedenis gestudeerd,"
"Al die boeken over anatomie. Wat heeft dat te betekenen?"
"Mijn man is arts."
"Ah, ja, ik begrijp het," hij ging weer zitten. "Mordechai Meijer, kunt u mij daar meer over vertellen?" Mordechai? Wat haalden ze nu toch in hun hoofd? Dat hij als moslim een joodse identiteit had aangenomen om zijn werkelijke bedoelingen te verhullen?
"Ik zou niet weten wat. Hij is een collega, en het enige dat ik van hem weet, is dat hij van vissen houdt."
"Nooit iets bijzonders opgevallen? Dat hij later kwam? Dat hij bijzondere belangstelling toonde voor het rapport over beveiliging van Roberto B.?"
"Nou, dat laatste zeker niet! Hij haatte Rob Buitelaar, net als iedereen op de afdeling. Dat rapport heeft hij nooit gelezen, hij zou niet op die manier geconfronteerd willen worden met Rob Buitelaar. Trouwens, die rapporten waren niet te lezen. Het was pure pulp."
"Die haat kan een dekmantel zijn geweest. Misschien hebben de twee in werkelijkheid heel nauw samengewerkt." De man maakte een aantekening.
"En Jannie van de Horst, wat is u aan haar opgevallen?"
"Ook helemaal niets, Jannie was gewoon Jannie."
"Hoe bedoelt u, gewoon Jannie? Ik heb begrepen dat zij een nog al emotionele vrouw was. Instabiel dus. Is het mogelijk dat zij heeft samengewerkt met Rob Buitelaar?"
"Jannie? Geen sprake van! Die zorgt voor haar gehandicapte kinderen, probeert van onze afdeling een soort gezinnetje te maken en verder heeft ze geen bedoelingen!"
"Ook dat kan heel goed een dekmantel zijn. Of wellicht probeert ze welbewust saamhorigheid te kweken en iedereen voor haar karretje te spannen."
"Ach, welnee!" Nog even, en de hele afdeling zat achter de tralies. Alles wat je deed, was verdacht. En als je het niet deed, was dat weer verdacht.
"Dan nog een laatste persoon die gescreend moet worden: Aleid, de secretaresse. Die heeft toegang tot alle gegevens. Zij heeft toch ook moeten weten van de bedoelingen van Roberto B."
"Oh nee! Buitelaar is veel te slinks te werk gegaan. Ze kan er nooit iets van gemerkt hebben. Hij maakte trouwens geen gebruik van haar diensten. Hij deed zijn eigen secretariële werk."
"U bent nogal overtuigd van de onschuld van uw collega's. Hoe komt dat zo?"
"Ik ken ze. Ik werk al jaren met ze samen. Ze staan buiten elke verdenking, tenminste wat mij betreft."
"Zo, zo, wat een vertrouwen," mompelde de man. Weer maakte hij een aantekening. Daarna klapte hij zijn map dicht.
"Dat was het, mevrouw. Voorlopig althans. Ik laat mezelf wel uit. Goedendag." Hij stond op en verliet het huis.
Toen Eleanor terugkwam in de woonkamer, was iedereen naar het nieuws aan het kijken. De nieuwslezer kondigde aan dat de situatie dermate dreigend was, dat er een avondklok was ingesteld. Tot nader orde mocht niemand zich na tien uur 's avonds op straat bevinden. Wie dat toch deed, werd onmiddellijk gearresteerd en kon zonder vorm van proces drie maanden worden vastgehouden. De minister kwam in beeld: "Het is oorlog," zei hij. "Een ander woord dat de situatie definieert, is er niet."