LEZEN EN SCHRIJVEN

Verhalen en gedichten van Petra Oomen

November 1st

De zon scheen en het was warm. Het kon niet anders, of het klimaat was aan het veranderen. Nog even en golven zouden de stad overspoelen, ratten zouden gaan zwemmen en de vijvers zouden in brand staan.
Brandende vijvers, dacht Maria, die moet ik onthouden voor mijn sinterklaasgedichten. Julius verwachtte een echt gedicht bij zijn sinterklaascadeautjes. Julius verwachtte altijd wel iets, dat moeite kosten om hem te geven.
Maria trok haar fleecetrui uit. Ook in haar hemd was het nog warm. Of moest ze zeggen singlet. Vreemde tijden waren dit. Wat vroeger een gewoon hemd was, heette nu een singlet. Laat opstaan en dan met een bonkend hoofd je ontbijt eten, heette brunchen. En lui op de bank hangen met een cocktail was ineens loungen.
Vroeger zoop je gewoon, en vrat je de volgende dag alles waar vet in zat om van je kater af te komen.
Maar vroeger was dood, onherroepelijk dood. Maria keek in de spiegel en zag weer eens bevestigd hoe dood vroeger wel was: rimpels, grijze streken door haar blonde haar, een buikje dat niet meer weg te lijnen was, vetkwabben. Onvermijdelijk op weg naar genante, voze ouderdom. Zou zij ook een van die mensen worden die zaten te kwijlen achter het raam van hun kamertje in het verzorgingshuis? Klagend dat er nooit bezoek kwam? Dat de kinderen niet meer naar haar omkeken? Dat laatste niet. Maria had geen kinderen. Al haar zwangerschappen had ze vroegtijdig afgebroken. Altijd als bleek dat ze zwanger was, raakte ze in paniek, wist ze dat ze de capaciteiten niet had om moeder te zijn. Haar kind kon ze direct wel inschrijven bij het Riagg. Die zou een ongezonde moederbinding hebben, zo zou zij er bovenop zitten. Het kind alleen buiten laten spelen? Geen sprake van! Het werd bedreigd door aanstormend verkeer, vieze ouwe mannen en straatvuil.
Ik moet eens iets gaan doen, sprak ze zichzelf toe. Er ligt nog genoeg werk: twee verhalen, zes artikelen, een offerte voor een voorlichtingstekst. Maar haar hoofd was vol watten, en de kleuren rondom haar leken verbleekt. Ze zou niets doen vandaag, dat wist ze. Maar ze durfde dat nog niet toe te geven. Het nijpende, steeds nijpender geldgebrek spookte door haar hoofd. Dat maakte haar onrustig, en angstig. Hoe kwam ze aan meer geld, dat was het probleem dat ze moest zien op te lossen. Anders zou ze niet vrij aan iets anders kunnen denken.

Op de Europalaan was het nog niet druk. De tippelaarsters liepen wat heen en weer en speelden dat ze verleidelijk waren. Ze droegen allemaal veel make-up, waarschijnlijk om de rimpels te camoufleren. Want, anders dan ze gedacht had, er waren meer 40-plussers op de baan. Zo ging dat in een samenleving waar mensen geacht werden hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Uitkering? Niks daarvan. Werken zou je, of je nou iets kon of niet. Er was zelfs een vrouw in een rolstoel, die voorzien was van een zuurstoffles. Longemfyseem of longkanker waarschijnlijk. De medicijnen kostten kapitalen. Zou ze veel klandizie hebben? Vast wel, de behoeften van hoerenlopende mannen waren onvoorspelbaar. Junks deden het zonder condoom voor 2 euro, als de nood erg hoog was, zo had een van de hoeren haar verteld. Ze verpestten de markt. De vrouw had haar op het hart gedrukt dat ze het nooit zonder condoom moest doen, niet neuken, dat sprak vanzelf, maar ook niet pijpen, want de  hufters spoten zo je keel in. Ze moest minstens 50 euro vragen. Voor aftrekken. Maria hoopte maar dat ze zich tot dat laatste kon beperken. Drie aftrekklanten en het zou wel genoeg zijn voor vandaag.
Na enige tijd (hoeveel tijd, ze wist het niet, de tijd ging langzaam hier) stopte er een auto. Een rode. Een van de vele dingen waar Julius haar altijd om uitlachte, was dat ze geen auto-merken kon onthouden. Wel de kleuren.
“Hoeveel”, snauwde de bleke, magere man in de auto. “Hangt ervan af,” antwoordde Maria. Ze vond dat best professioneel klinken. De man maakte een gebaar met zijn hand, waaruit ze dacht op te maken dat het om aftrekken ging. “Okay, 75,” zei ze. Ze hoefde zichzelf tenslotte  niet meteen in de aanbieding te gooien. De man gooide de deur aan de passagierskant open. "Okay,” zei hij. Ze stapte in. Ze reikte naar de veiligheidsriem, maar bedacht zich. Hoe sneller ze zich in geval van nood uit de voeten zou kunnen maken, hoe liever  het haar was. De man reed zwijgend naar een van de afwerkplekken. Hoe goed was de overheid niet. In alles werd voorzien. Nadat hij de auto had geparkeerd deed hij zijn gulp open en haalde een akelig klein pikkie tevoorschijn. Groeistoornissen waarschijnlijk. Het ding had de vorm en de grootte van een party-worstje. Geen wonder dat hij naar de hoeren moest. Ze wreef hem stijf en begon haar arbeid. De man kreunde. Het duurde lang, maar eindelijk kwam hij snikkend klaar. Toen hij daarvan bijgekomen was, hield ze opzichtig haar hand op. Hij gaf haar 75 euro. Ze vond dat ze dat gemakkelijk verdiend had.

De volgende ochtend kwam ze om zes uur thuis. Ongelofelijk hoe druk het was geweest: auto’s hadden af en aan gereden, en ze had wel tien klanten gehad, het meest rukkers, een enkele keer vroeg er een meer. Haar financiële situatie zag er nu een stuk rooskleuriger uit. Straks zou ze boodschappen gaan doen. Eindelijk kon ze weer fatsoenlijk eten kopen, zoals kaas, en echte boter in plaats van die vieze namaakboter. Het werk was smerig, maar als je je blik op oneindig zette, viel het eigenlijk reuze mee.
Als het geld op was, zou ze weer gaan. Maar nu kon ze een paar dagen rustig leven.

Vreemd, een mens zocht naar opwinding en spanning, maar als die in overvloed aanwezig was, wilde zij niets anders dan rust. Het kalme voortkabbelen van het leven, dat ze vroeger zo afschrikwekkend had gevonden, was nu oneindig aantrekkelijk.
Dat leven zou bevorderd worden als ze haar artikelen tegen een wat hogere prijs kon verkopen. Of als de erfenis van Julius eindelijk eens loskwam. Belemmerende factor bij dat laatste was dat hij nog niet dood was, en het er ook niet naar uitzag, dat hij spoedig zou sterven. Hij was van een blakende gezondheid. Hij was nooit ziek, zelfs niet een beetje verkouden. Hij leefde akelig gezond: rookte niet, dronk niet, at uitsluitend vegetarisch en bovenop dit alles deed hij veel aan sport. Dus dat schoot niet op. Voor de zoveelste keer vervloekte ze haar ouders, die voor hun overlijden het grootste deel van hun vermogen aan Julius hadden gegeven. Het was de bedoeling geweest dat hij de zaak overnam. Julius had daar nooit zin in gehad, maar had er wel voor gepast dat te zeggen. Hij had het geld aangenomen, en voorgewend dat hij druk bezig was met het maken van uitbreidingsplannen voor het grote transportbedrijf, dat in de laatste twintig jaar uit zijn voegen leek te barsten. Na het overlijden van zijn vader had Julius de zaak meteen verkocht. En nu leefde hij zijn luxe, maar oh zo gezonde leventje en moest ze hem te vriend houden, anders zou er nooit iets voor haar afvallen. Hij was tien jaar ouder dan zij, dus ze mocht hopen dat hij eerder naar de eeuwige jachtvelden ging dan zij.
Ineens bleef ze als door de bliksem getroffen in haar kamer staan. Je hoefde niet alles aan het toeval over te laten. Je kon actief werken aan te behalen doelen. Wat je wil, dat kan je, zo had ze geleerd in therapie. Het ging er alleen om om iets te bedenken, een  plan, een waterdicht plan, en dat vervolgens uit te voeren.

Julius lag, aangekleed weliswaar, in een stoel naast zijn zwembad van de zon te genieten. Een man moest er goed uitzien, anders begon hij niets in dit leven, zo luidde zijn devies. Hij hoefde niet zoveel te bereiken, hij hoefde alleen jong en aantrekkelijk te zijn. Dat werd met het klimmen der jaren moeilijker, maar niets was onmogelijk, zo hield hij zichzelf voor. Dat bleek wel uit zijn grote landhuis, met stallen en zwembad en een bediende bovendien. Een mooie bediende ook nog. Mijn God, wat was die Gorgeous toch een stuk.
Hij moest wel steeds meer moeite doen om zijn buikje plat te houden. Push-ups. Sla zonder mayonaise. Weinig vlees, en dan alleen de rode en de witte soort, geen varkensvlees natuurlijk, nooit varkensvlees. Dat smaakte toch al naar pis, dus hij had er niet zoveel moeite mee, maar hij genoot van het idee dat hij zich wat ontzegde om bij de heren in de smaak te blijven vallen. Niet dat hij leed aan gebrek aan belangstelling: altijd als hij de bar bezocht, kon hij kiezen uit de mooiste jongens, altijd waren ze minstens tien jaar jonger dan hij. En dat verschil zou groter worden. Waar hij ouder werd, werden zijn minnaars relatief gezien jonger.
Het leven is zo gek nog niet, dacht hij, terwijl hij over zijn kalende hoofd streelde. Het is nergens goed voor, leidt nergens heen, en straks is het allemaal afgelopen en uit, maar desondanks en tot die tijd is het allemaal geweldig. Plotseling kwam hem weer het beeld van zijn vader zoals hij die keer hoopvol tegenover hem had gezeten.
“Jij bent mijn enige hoop, jongen,” had hij met moeite gezegd. Hij kon toen al niet veel uitbrengen door zijn almaar erger wordende longemfyseem. Julius had wijselijk gezwegen en gekeken naar de oudere man, die kromgegroeid was van het werken, en heel zijn harde leven op zijn rug droeg zodat hij doorboog. Zijn moeder zat toen al jaren in huize Zeldenrust, waar ze niets anders deed dan in een stoel voor zich uit mompelen.
“Mijn enige hoop,” had zijn vader gehaald. Er verscheen wat spuug op zijn mond. Scheren kon hij kennelijk niet meer. Waar zijn wangen vroeger glad waren geweest, stonden nu witachtige stoppels. Zijn dunne haar was ongekamd. In niets leek hij meer op de statige directeur die al die onbehouwen vrachtwagenchauffeurs respect had afgedwongen.
“Ik geef je het nu vast, “ ging hij verder. “Het geld, anders moet je het met Maria delen, en zij is onbetrouwbaar, te zweverig, geen bedrijfsmateriaal.” Julius had alleen geknikt. Zijn hart was sneller gaan bonzen, en hij had wel willen opspringen en juichen, maar hij moest zich even inhouden, dan zou hij binnen zijn. Bovendien was dit de manier om zijn zuster een hak te zetten na al die jaren. Wat die hem had aangedaan, was hij nooit vergeten.
Anastasia liep met het lood in haar schoenen naar het klaslokaal. Ze haatte de pubers aan wie ze les moest geven. Monsters waren het, puisterige, lelijke mormels die allemaal op elkaar leken, onder hun verschoten petjes. Met mensen werken, had ze vroeger geantwoord als mensen haar vroegen wat ze wilde doen na haar HBO-opleiding. Hoe had ze zo stom kunnen zijn. Ze benijdde de mensen die elke dag op kantoor over een stapel papieren gebogen zaten. Papieren konden niet schreeuwen, ze konden niet minachtend snuiven als ze probeerde uit te leggen wat het werkwoord was en waarom, ze zaten niet onder hun bureau vreselijke dingen te doen, dingen waarvan zij, Anastasia, niets wilde weten, ze trokken geen korte truitjes aan waar hun navel zichtbaar was en met wat meer pech ook de bovenste rand van hun schaamhaar.
Ze bleef stilstaan voor de deur en haalde diep adem. Ze opende de deur en een storm van lawaai deinsde haar tegemoet. Een jongen, met een wit verschoten petje, hing aan de lamp en slingerde als Tarzan van bureau naar bureau. Anastasia hoopte dat hij eraf donderde. Dat zou ze voor even het zwijgen opleggen. Maar natuurlijk gebeurde dat niet. De andere kinderen joelden, juichten en klapten. Ze liep naar de lessenaar en legde er langzaam haar schriften op. Tijd rekken, dat was waar het op aan kwam. Voorzichtig blikte ze over de woeste koppen, die ze zou snellen als ze meer lef had. Voorlopig was er nog geen einde te bespeuren aan de Tarzanshow. De les zou niet meer dan het halve lesuur in beslag nemen, dat scheelde weer. Plotseling viel haar oog op Joachim, de schoonheid van de klas. Als enige was hij te herkennen uit zijn kudde identieke klasgenoten. Hij was ook de enige die foutloos Nederlands kon schrijven in deze HAVO-5 klas. Misschien was het daarom dat hij erbuiten lag. Vreemd genoeg had hij ondanks zijn schoonheid geen drommen meisjes om zich heen. Die hingen liever om de aap die nu aan de lamp slingerde. Had ik er maar meer van zulke, dacht ze, dan zou het tenminste nog een beetje dragelijk zijn. Hij was anders wel erg stil de laatste tijd, die Joachim. Vroeger antwoordde hij nog weleens op een vraag, maar nu zweeg hij. Zijn houding was nog even geïnteresseerd maar toch had Anastasia het gevoel dat hij niet echt luisterde, maar in zichzelf was gekeerd, in een wereld vertoefde die ver weg was. Zou hij wel gelukkig zijn, zo vroeg ze zich af. Ze wuifde haar gedachten weg: als ze zich bezig ging houden met het levensgeluk van haar leerlingen had ze helemaal geen leven meer. Ze zuchtte. Nu moest ze toch eindelijk in actie komen. Meer aanmerkingen bij haar beoordelingsgesprek dan de vorige keer kon ze zich niet veroorloven. Ze schraapte haar keel en riep: "Stilte, we gaan beginnen." Hoongelach. "Ik meen het. Wie niet gaat zitten, moet zaterdag terugkomen!" Het gelach verstomde. Geschuif van stoelen. Gerommel in etuis. De geluiden van de hel waren uiteindelijk banaal. Anastasia opende haar map en zei: "Ik heb de opstellen nagekeken." Dat had ze niet. Daar was ze allang mee gestopt. Ze berekende het cijfer vanuit het behaalde gemiddelde per leerling en telde daar naar willekeur enkele tienden bij op of trok die ervan af. Alleen het opstel van Joachim had ze gelezen. Dat was een duister verhaal over een eenzame jongen wiens genie door niemand werd onderkend. Behalve door een oudere heer die nog veel meer onderkende. Hoewel Joachim de oudere heer had opgevoerd als een tedere en zorgzame man, vond Anastasia hem een viezerik, die geilde op jonge jongens. Gedichten voordragen, ja, ja, en dat kind dronken voeren met zijn topwijnen. Natuurlijk kon je er niet vanuit gaan dat wat er geschreven werd ook werkelijk zo gebeurd was, dat wist de literatuurminnende Anastasia natuurlijk ook wel, maar aan de andere kant was het zo dat de jonge mensen hun eigen levens veel te interessant vonden om maar zo een verhaal te gaan verzinnnen. Iets was er vast van waar. Ze zou Joachim moeten spreken. Nu werkte het tegen haar dat ze contacten met leerlingen meed alsof ze ratten waren die de pest overbrachten.
Het laatste deel van het lesuur kroop voorbij. Anastasia vertelde plichtmatig wat over Elschots Kaas, dat ze zelf nooit gelezen had. Ze had wel de televisiefilm gezien die was gemaakt naar aanleiding van het boek en dat vond ze wel aardig. Eindelijk ging de bel. Vijf minuten zonder dreiging van die kleine krengen,  het was altijd weer een geschenk. Joachim verliet als laatste het lokaal. Hij slofte achter de groep aan, het hoofd een beetje gebogen.

Nu ze ingewerkt was, begon het werk op de Europalaan Maria te bevallen. Niet het werk zelf, maar de gemakkelijke manier waarop ze haar geld verdiende. Het was ongelovelijk waarmee de heren genoegen namen: meestal kwam ze met wat sjorren aan de jonge heer weg, en vaak was het niet eens nodig dat ze ze aanraakte. "Je hebt vast een verantwoordelijk bestaan, zoals je eruit ziet," begon ze bijvoorbeeld. "Is je vrouw wel goed voor je?" De vrouw was nooit goed voor hem. Ze begreep hem niet. Ze zorgde niet voor een lekkere, verrassende maaltijd op tafel. Ze liep erbij als een slons alsof het niets meer uitmaakte hoe ze eruitzag nu ze toch al getrouwd was, en sex, ho maar, erom smeken moest hij en dan nog gebeurde er vaak niets. "Arme jongen, waar heb je het aan verdiend." Terwijl ze dit zei, stak ze haar hand uit en vaak kwam hij dan al klaar. Weer vijftig euro rijker. Julius zou er niet opgekomen zijn, die zou aan de bedelstaf zijn geraakt als hij haar ouders niet belazerd had.
Meestal was donderdagavond haar werkavond. Zo ook op deze kille novemberavond. Ze droeg een degelijke pantalon met een roze twinset. Dat werkte beter dan zogenaamd verleidelijke kleding als een leren korte rok of een blote navel. Op donderdag deed ze zelfs krulspelden in haar haar, zodat ze er vertrouwd uitzag. Ze wilde niet zo ver gaan om een permanentje te laten zetten, ze wilde wel voor de dag kunnen komen in haar gewone leven. Ze paradeerde over de stoep met haar boodschappentas, nog zo'n attribuut dat goed van pas bleek te komen, en groette haar collega's vriendelijk. Hartelijke meiden waren het, stuk voor stuk gunden ze elkaar elke opdracht. Er was klandizie genoeg, dus keiharde concurrentie was niet nodig. In de verte zag ze een jongen op de fiets aankomen. Nieuwsgierig zeker, dacht ze eerst. Ongebruikelijk was het niet dat schooljongens de laan affietsten 's avonds, maar deze had niet de gebruikelijke branie. Integendeel zelfs, hij keek weg van de hoeren, alsof hij ze niet wilde zien. Bedrog, want hij gluurde wel degelijk naar de meiden. Toen hij bij Maria was aangekomen, stopte hij. Ze bekeek hem welwillend: het was een mooie jongen, heel anders dan de gebruikelijke uitgezakte en afgeleefde oude kerels. "Kan ik wat voor u doen, meneer," vroeg ze. Hij knikte, deed zijn mond open om wat te zeggen en sloot hem onmiddellijk weer. "Kom, jongen," moedigde ze aan, "Niet zo verlegen. Je bent de enige niet, die hier zijn vertier komt zoeken. En de klant is koning, alleen moet de koning dan wel kunnen vertellen wat hij wil." Ze streelde over zijn arm, hij volgde elke beweging met zijn prachtige donkere ogen. "Hoeveel," bracht hij uiteindelijk uit met schorre stem. "Hoeveel wat?" vroeg Maria. "Het hangt ervan af wat je wilt, jongen. Ik hoop niet dat je het tegenstaat dat ik me wat plastisch uitdruk, maar aftrekken is goedkoper dan neuken. Laten we zeggen: 25 om 50." Ze moest eerlijk blijven. Deze jongen bedienen was toch wat minder werk dan de gebruikelijke pulp, dus er kon wel wat van de prijs af. De jongen haalde zijn schouders op. "Ik weet het niet," fluisterde hij. Hij keek om zich heen, als om na te gaan of er niemand mee luisterde. "Ik wil weten of ik homo ben of niet," vervolgde hij. "Zou u daar met mij achter kunnen komen?" Wat een schat! Als een van haar geaborteerde kinderen zo als hij was geweest, had ze die bij nader inzien toch graag gehad. Met zo'n exemplaar kon het eenvoudig niet fout gaan. "Misschien kan je dan beter met me naar huis gaan," zei ze. "Dan kunnen we erover praten. Want ik denk niet dat je vraag zo eenvoudig op te lossen is." Ze had het gezegd voordat ze erover nagedacht had. Het betekende wel dat ze de volgende dag weer zou moeten werken, want ze had nog lang niet genoeg verdiend om de week door te komen. Maar goed, tenslotte had zij als volwassene een taak bij het begeleiden van de jeugd naar de volwassenheid, als zoiets op haar pad kwam. Daar hoefde je geen moeder voor te zijn.
"Graag mevrouw," zei de knul. Hij stapte van zijn fiets af en liep met haar naar het einde van de laan. De collega's riepen haar na. "Speciale behandeling, hè? Zeker met korting!" "Nou, voor zoiets zou ik ook geen geld vragen, die mag zo wel tussen mijn lakens." "Veel plezier, meid, je werk is je hobby, dat is pas geluk." Ze antwoordde niet. Dat zou de jongen maar afgeschrikt hebben. Terwijl hij naast haar liep, keek hij star voor zich uit. Het was beter hem onderweg niet in zijn gedachten te storen. Straks, bij een kopje thee, ontdooide hij wel en dan kon hij zijn hart luchten. Waarom vonden jongeren van vandaag de dag het nog zo erg om eventueel,  misschien  homo te zijn? Ze kon zich voorstellen dat het erg was om zoals Julius te worden, de nietsnut, de lege ijdeltuit, maar zo werden niet veel mensen.
"Hier is het," zei ze toen ze bij haar huis waren aangekomen. Hij zette zijn fiets neer, deed hem op slot en volgde haar naar binnen.

Joachim keek om zich heen. Hij voelde zich vier jaar oud, Hans, die van Grietje, een heksenhuisje bezoekend. Overal lagen donkere, bonte kleedjes en op allerlei plaatsen stonden wierookbranders. Het ontbrak er nog maar aan dat er een grote pan midden in de kamer op het vuur stond met groene derrie erin. De hoer met wie hij mee was gegaan, was thee aan het zetten in de keuken. Hij had zich voorgesteld dat hij in een roodverlicht en schaars gemeubileerde kamer terecht zou komen, niet in een knus ingerichte kamer. Op een oud dressoir stond een foto van een jongen. Een oude foto, want de jongen had half lang haar. Hij had iets bekends, en dat hield hem bezig, gaf hem vreemde kriebels, omdat hij niet kon bepalen wie het was. Aan de muur hingen Aquarellen, softe plaatjes van beekjes met berken er langs. Had die vrouw vast zelf geschilderd. Het duurde wel lang voordat de thee er was. Misschien deed ze dat om hem op het gemak te stellen. Zo'n type was het. Daarom had hij haar aangesproken. Ze had er zo vertrouwenwekkend uitgezien met die zwarte boodschappentas en dat keurige truitje. Die gehaaide types met netkousen en leren jackjes had hij nooit durven aan te spreken.
Het hele idee om naar de hoeren te gaan, kwam van zijn vader. De vorige avond had hij met de man alleen in de kamer gezeten, en gedacht dat hij eens van man tot man moest praten. Hij moest hem tenminste een kans geven zich een vader te tonen, al was  hij het grootste deel van de tijd dat hij thuis was bezopen. Ook nu. Hij had een echt probleem, zo'n probleem waar zoons met hun vader over praten, al scheen het dat men juist over dit onderwerp tot voor kort nog liever de tong had afgebeten dan er ook maar iets over te zeggen. Maar als hij het handig aanpakte, kon hem niets gebeuren.
"Pa, hoor eens, als jij een homoseksueel kind zou hebben, hoe zou je dat vinden?" Zijn vader keek hem glazig aan en zei: "Ik heb geen homoseksuele kinderen. Maar ik zou van ze houden. Natuurlijk, elke vader houdt van zijn kinderen, hoe ze ook zijn, wat ze ook doen. Een vader moet zijn kinderen steunen, door dik en dun." Er biggelde een dikke traan over zijn linkerwang. "Je zou zo'n kind dus niet verstoten, of naar de psychiater sturen," ging Joachim verder. Hij had gelezen dat dat vroeger de gewoonte was. "Natuurlijk niet!" bracht zijn vader uit. "Mijn moeder zou dat gedaan hebben, die feeks met haar uitgestreken christensmoel, maar ik zou dat nooit doen. De psychiater, die ziet je aankomen. En het is geen ziekte, het is een geaardheid." Nou, dat viel hem toch weer mee van zijn macho-pa. "En wat zou je zeggen als ik homo was?" vroeg hij. Zijn vader stond op, wankelde en viel weer in zijn stoel. "Maar dat ben je toch zeker niet?" Joachim haalde zijn schouders op. "Bedoel je van wel?" Zijn vaders stem schoot de hoogte in en zijn bloedrode gezicht werd nog roder. Joachim begon te vermoeden dat het misschien toch niet zo gemakkelijk lag. Hij wilde dat hij zijn mond had gehouden. Of eerst met zijn moeder had gepraat, die had meer gevoel voor dit soort dingen. "Ja," zei hij, minder ferm dan hij gewild had. Zijn vader liet zich in zijn stoel vallen en borg zijn hoofd in de handen. "Waar heb ik het aan verdiend, waar heb ik het aan verdiend," jammerde hij. Joachim bleef doodstil zitten. Het liefst was hij onzichtbaar geworden of verdwenen zonder dat zijn vader het gemerkt had. Dat zijn vader nu iets van hem wist wat tot dan toe tot zijn meest persoonlijke belevingswereld had gehoord, stemde hem onrustig, een gevoel dat zijn vader nu alles met hem kon doen overviel hem. Hij kon echter niet meer weg. Zijn vader richtte zijn bloeddoorlopen ogen op hem en grauwde: "Je moet naar de hoeren! Dan leer je het wel af, zo deden ze het vroeger ook. Niet dat ik er iets tegen heb, natuurlijk, maar ik zou het jammer vinden als je je iets in je hoofd haalde wat helemaal niet waar was." Joachim knikte. Hij moest het wel zeker weten, dat was hij met zijn vader eens. En wat voor ervaring had hij nou helemaal? Een nacht met die Julius, die hij op de schaakclub had ontmoet. Een ouwe vent, eigenlijk. Maar het was wel spannend geweest, in dat mooie huis. Julius had hem al een paar keer gebeld op zijn mobiel maar hij had de telefoontjes niet beantwoord. Iets donkers en dreigends weerhield hem daarvan. Hij zou in een donker gat worden gesleept, als hij zich met Julius inliet. Waarom kon hij niet zeggen. Het was niet omdat Julius een man was. Dat het een oude man was, had er zeker mee te maken, maar er was iets anders, iets dat op de loer lag, dat hij bijna kon zien maar net niet helemaal.
"Misschien moest ik dat maar doen," zei Joachim. "Kwaad kan het niet, denk ik." Zijn vader sloeg hem hard op de schouder. "Precies, jongen, dat wou ik zeggen!" Hij liep naar de keuken en kwam terug met een pilsje. "Weet je wat het is met jullie tegenwoordig? Jullie zijn te zacht, te wijfig zou ik bijna zeggen. Die wijven hebben het mooi voor elkaar, wij kerels maar werken, en dan ook nog de zachte sul uithangen. Als het zo uitkomt natuurlijk, altijd als het zo uitkomt, want in bed, jongen, laat ik je dat wel vertellen, willen ze gewoon een echte stier. En daar raakt een man van in verwarring, daar moesten ze eens aan denken, die vrouwtjes. Jouw moeder is er de schuld van, dat jij zo in de war bent." Hij haalde zijn portemonnee uit zijn achterzak, en gaf Joachim twee briefjes van vijftig. "Hier, jongen, als je het een beetje uitkient, kan je er twee keer voor. De eerste keer is nog weleens onwennig, snap je, maar daar moet je je niet door laten ontmoedigen."

Eindelijk was de thee goed getrokken. Met kamille duurde het lang, maar de jongen had een kalmerend middel nodig, dacht Maria.  Arm kind, naar de hoeren om uit te vinden of hij homo was. Ze moest er voorzichtig achter proberen te komen waarom hij dacht dat dat een oplossing was. Ze pakte een dienblad, zette de twee theeglazen erop en nam twee volkoren notenkoeken uit de papieren zak van de biologische dynamische bakker. Daar zou hij een beetje van bijkomen.
In de kamer zette het glas voor hem neer en knikte hem bemoedigend toe. Ze ging tegenover hem zitten, niet naast hem, anders ging hij nog denken dat hij wat moest. Ze mocht geen misbruik maken van de situatie en bovendien was geest beter dan lichaam. En geest had ze, vond ze zelf. Jongen, jongen, wat had ze toch een geest. Dat moest ook wel, als je jarenlang zo arm als een kerkrat was geweest. Afgepaste porties eten, de thermostaat op 18 graden, koud douchen, nee, daar kreeg je wel een sterke geest van. Eerlijk is eerlijk, als ze de trieste schoonheid bekeek die tegenover haar zat, voelde ze haar geest wat zakken, zeg maar, en dat was gezien de omstandigheden ontoelaatbaar.
De jongen nam een slok van zijn thee en trok een vies gezicht. Bij de tweede slok bleef zijn gezicht in de plooi. Goed zo, de derde zou hem bevallen.
"Vertel eens, nou, eerst maar hoe je heet," begon ze. De jongen bloosde. Gut, wat schattig. Blozende mensen, daar was een tekort aan tegenwoordig.
"Joachim," zei hij. Zijn stem klonk iets dieper dan daarstraks. Daar had hij op gestudeerd.
"En waarom denk je dat je homo bent," vroeg Maria.
Joachim ging verzitten en vouwde zijn handen. Jammer dat roken bijna de wereld uit was. Vroeger konden pijnlijke stiltes zo handig gecamoufleerd worden door het ritueel van het opsteken van een sigaret.
"Nou, er was een man op de schaakclub. En daar was ik een soort van mee meegeweest, dat was wel lekker, en sinds die dag, dacht ik, ik ben toch wel homo. Ik heb het wel eerder gehad, dat ik keek naar jongens, en de meiden, nou, ik vind er niet heel veel aan, maar, ja, ik weet het gewoon niet." Hij had zijn zinnen afgeraffeld. Het was teveel om allemaal in een keer te vertellen.
Maria nam een hap van de notenkoek. Niet teveel, dacht ze, ik moet een beetje in vorm blijven voor mijn bijbaan. "Dus als ik het goed begrijp," zei ze, "Er was een man. Vertel eens wat meer, hoe zag hij eruit?"
"Hij was best wel oud, zoiets als u, niet dat u oud bent, maar in vergelijking met mij, bedoel ik meer."
"Praat niet zo snel, Joachim, ik luister wel, ik heb alle tijd. Waar ontmoette je die man?"
"Bij de schaakclub. Hij wilde een partijtje met me spelen, hij kon er niks van. Bij de derde zet pakte ik zijn dame al. En toen begon hij te vragen, wat ik deed, of ik veel van schaken hield, dat soort dingen."
"Een man die niet kan schaken in een schaakclub, dat is fraai, "  zei Maria. Een ouwe viezerik die op kleine jongetjes valt, dacht ze. Ik hou er ook wel van, maar ik blijf er tenminste met mijn tengels af, zelfs als hij me ervoor wil betalen.
"Was hij aantrekkelijk, die man?"
"Ging wel. Hij was een beetje kaal. Maar wel aardig. Ik ben mee geweest naar zijn huis. Een mooi huis was het. Hij was rijk. Met een zwembad, hartstikke groot."
"Maar je bent niet verliefd," stelde Maria. Een zwembad, een groot zwembad. Hoeveel kalende, rijke flikkers met een groot zwembad waren er eigenlijk in de stad.
"Nee, dat niet. Het is meer, het was wel spannend. Maar verliefd, nee, ik denk niet dat ik verliefd zou worden op zo'n oude man. " Joachim bloosde. "Sorry, ik bedoel niet dat jij oud bent natuurlijk, mag ik wel jij zeggen, u? Nee, jij."
"Relax toch, jongen." zei Maria. Het was Julius. Natuurlijk was het Julius. Dat verwende kreng wilde nou eenmaal alles. Niet alleen het geld, maar ook de schoonheid. Wat zou hij lijden onder zijn leeftijd. Zeker als hij zou weten wat Joachim erover zei. En ze zou er wel voor zorgen dat hij het te weten kwam, nu nog niet, maar later.
"Kijk, Joachim, het doet er allemaal niets toe. Je moet je er niet zo druk over maken. Al die stempeltjes waaronder wij mensen willen verdwijnen, daar hebben we helemaal niets aan. Als je die man aardig vindt, of als zijn zwembad je bevalt, ga er dan gewoon nog eens heen. Pak wat je pakken kan, zo vaak krijg je niet iets voor niks in dit leven. Wil je nog een kopje thee?" Joachim knikte.

Anastasia zag het direct: de vaas op de salontafel stond niet precies in het midden. Hoe kon ze zo onachtzaam zijn. Ze was te snel geweest bij het controleren vanmorgen, ze verslonste. Nog even en er lag een waaier van troep in de kamer, met overal klevende etensresten, gescheurde kranten en stukjes touw. Zo snel kon het gaan, de verloedering, dat je het zelf niet eens merkte. Ze moest de procedure van het weggaan strikt blijven toepassen. Om van de schrik te bekomen, deed ze twee theezakjes in haar mok in plaats van een. Thee kalmeert,  dat bleek altijd weer. Ze zette haar tas aan de linkerkant van de bank, zodat de rand precies gelijk lag met de rand van de bank. Zo moest het. De tas hoefde ze niet aan te raken tot de volgende morgen, als ze weer naar school moest, dus ze hoefde de controle maar een keer uit te voeren. Er zaten proefwerken in, maar die zou ze morgenochtend in de lerarenkamer wel voorzien van een cijfer. Het spreadsheet dat ze aanvankelijk had gebruikt om de cijfers te berekenen had ze niet meer nodig: ze wist alle benodigde cijfers uit haar hoofd. Het ging erom geloofwaardig over te komen en zolang haar leerlingen functionele analfabeten waren, zou dat het geval zijn. Zelfs de tekst had ze niet gelezen. Zo viel haar het voordeel van haar vak maximaal ten deel: ze was elke dag om half drie vrij en ze had twaalf weken per jaar vakantie. Slopend bleef het evengoed, het lerarenvak, maar zolang die grote voordelen er waren, was het dragelijk. Veel liever was ze vertaler geworden, bijbelvertaler bijvoorbeeld. Zodra hij uit was, had ze de nieuwe vertaling gekocht en nu las ze daar elke avond een passage uit, die ze nauwkeurig vergeleek met de Statenvertaling. Ze noteerde de verschuiving in betekenis en daar zou ze ooit een essay over schrijven. Als ze wat minder gesloopt was, als de procedures gemakkelijker waren uit te voeren.
In haar slaapkamer zag ze dat het laken niet helemaal recht lag: er zat een klein krulletje in de hoekpunt. Alweer zo'n slordigheid. Wat was er toch met haar aan de hand? Het was nog een geluk dat niemand haar kon zien. Nooit zou ze iemand in haar appartement toelaten, nooit.
Ze zette een kant-en-klaar-maaltijd in de magnetron en ging zitten in de leren fauteuil die nog van haar grootmoeder was geweest. Deze dag was moeilijk geweest. Het leek wel of de monsters nog monsterachtiger waren dan normaal. Veel herrie, schriften die door het lokaal vlogen, sigaretten die werden opgestoken in de klas, gevechten waarbij bloed gevloeid had. Dat laatste had zich voorgedaan tussen twee meisjes, die verliefd waren op dezelfde jongen. Dat beweerden zij althans achteraf en over en weer beschuldigden ze elkaar ervan elkaar de liefde niet te gunnen. De jongen in kwestie was dezelfde die aan de lamp had gehangen. Babette, een van de meisjes, had hem omhelsd vlak na de les, waarop Suzy haar letterlijk in de haren was gevlogen. Plukken blond haar waar het vlees nog aanzat, vlogen in het rond. Suzy verloor haar voortanden, Babette had een lelijke kras op haar arm die gehecht moest worden. Ze waren allebei bij de rector ter verantwoording geroepen en daar waren ze gewoon doorgegaan met ruzie maken. Anastasia had ze moeten begeleiden naar de rector. Het grote voordeel was dat de volgende les al driekwart was afgelopen.
Ze zouden allemaal een kalmerend middel moeten krijgen voordat ze de school instapte, dacht Anastasia. Suf waren ze toch al van zichzelf dus wat dat betreft maakte het niet veel uit. Het voordeel zou zijn dat de dagen veel rustiger zouden verlopen, zodat ze zich zou kunnen concentreren op haar avondtaak, het perfectioneren van haar huis.
De magnetron piepte. Het eten was warm. Anastasia at uitsluitend magnetronmaaltijden, want koken gaf teveel rommel. Ze zou zich geen raad weten als de hele keuken bezaaid zou zijn met stukjes vlees en groente. Het bederf zou binnen een paar uur om zich heen grijpen. Daar had ze voorbeelden genoeg van gezien op televisie: geopende blikken op de vloer waar rottend vlees uit drupte, groente met een witte smurrie erover, half aangevreten pizza's op het aanrecht. Ook dat soort keukens waren ooit schoon geweest, en in een klein ogenblik van onachtzaamheid was het eerste plastic groentedoosje blijven staan en daarmee was alles begonnen. Dat mocht haar niet overkomen.
Ze nam een plastic vork uit de oude koektrommel waarin ze haar weggooibestek bewaarde, nam de maaltijd uit de magnetron en scheurde het folie eraf. Staand zoals altijd lepelde ze het eten naar binnen. Het smaakte nergens naar, maar op de verpakking stond dat er vitaminen en mineralen inzaten, dus het moest wel goed zijn. Hygiënisch was het wel. De verpakking kon ze weggooien in de vuilniszak, die ze voor het slapengaan zorgvuldig zou dichtbinden en op het balkon zou zetten. Lastig dat de vuilnisdienst maar eens per week kwam: het was altijd weer een heel gesjouw met die zeven zakken.

Julius rekte zich uit. Behaaglijk als een kat, dacht hij, zo voel ik me. Bij het zwembad zat een eenzame mus te kwetteren alsof het lente was. Stom beest. Verstandige vogels trokken naar het Zuiden, maar de mus niet, de mus bleef zitten waar hij zat want wat de boer niet kent dat vreet hij niet. Typisch Nederlandse vogel, de mus. Als hij niet al bestond, zou hij van overheidswege geïntroduceerd zijn in al zijn grauwheid en zijn honkvastheid.
Julius schoof de schuifpui open en mikte een appel in de richting van de mus. Het diertje vloog op tijd weg. De telefoon ging. Even dacht hij dat hij een deja vu had. De telefoon. Was die al niet eens vaker gegaan? Dat rinkelen in de holle leegte, hij wist het zeker, hij  had het eerder gehoord. Hij stond op , nam de hoorn uit de houder en riep  "Pronto". Nooit je naam zeggen. Als je je naam zei, liet je merken dat je op een telefoontje zat te wachten en dat was zeker niet het geval. Julius wachtte niet. Julius werd alleen gestoord. Julius was een heer, een van de laatste die in de wereld en zeker in dit land rondliepen.
"Met Joachim," sprak de aarzelende stem aan de andere kant van de lijn. God wist waar die andere kant was. Die kon heel goed heel ver weg zijn, maar voor hetzelfde geld stond de beller onder zijn raam. Je wist dat niet tegenwoordig, iedereen had zo'n mobiel dingetje, tenzij je Julius was en je je de luxe kon permitteren om niet bereikbaar te zijn. Om helemaal nooit bereikbaar te zijn. Omdat ze je wisten te vinden, als ze je echt nodig hadden, omdat er niets begon zonder jou erbij. Zonder jou bestond de wereld eigenlijk niet.
Joachim, Joachim, was dat niet de jonge God die van de week nog in zijn bed had gelegen. De verlegen jongeman, veelbelovend, vooral qua geschapenheid, ja, die moest het zijn.
"Dag Joachim, hoe maak je het?" De opluchting was bijna hoorbaar. Zuchtte hij? Misschien wel, maar het kon heel goed dat Julius zich dat inbeeldde.
"Goed, Julius," zei de jongensstem die nog geen mannenstem was geworden. De keel werd geschraapt.