Toen iedereen nog leefde
Toen iedereen nog leefde
waren de kamers te klein te donker
met aan de plafonds een enkele lamp
die ijverig brandde maar zwak.
Toen zaten we rond de tafel
de kaarten geschud op een plastic zeil
Heel ons geluk een joker en
rook en bier en worst.
Toen dachten we niet heel ver
de nacht was een vluchtig einde
met ronkend dronken slaap
tot de ochtend, de kolenkit, de kater.